Gisteren las ik een blogpost over huishoudelijke apparaten die herrie maken. De wasmachine die drie keer dwingend aangeeft dat ie klaar is. Na twee keer heb je dit ook wel door. De afwasmachine doet hetzelfde. Mijn waterkoker maakt onwijze herrie als hij op het punt staat te gaan koken. Toen mijn moeder mij in de laatste maanden van haar leven telkens belde, hoorde ik ‘s nachts dezelfde beltoon in mijn oor en meende dat ik gebeld werd. Vroeger maakte ik mijn huiswerk met luide radiomuziek. Overal was geluid. Het overweldigde wat stil zou moeten zijn.
De klok in mijn werkkamer geeft rond twee over tien een hele andere tijd aan. Ik zie op mijn computerscherm dat het zo laat is terwijl ik de klok aan de muur zachtjes hoor tikken. Het borrelen van de verwarming, het voort tikken van de klok, het zachte tikken op mijn laptop, het klinkt mij als muziek in de oren. Ik schrijf in stilte. De stilte is voor mij ultieme rust. In die stilte heel zacht een klok horen tikken voelt als een kabbelend watertje, heen en weer, heen en weer.
Toen ik werkzaam was in de kinderopvang met twaalf kinderen of meer want soms zag management een paar kinderen door de vingers en de geluiddempers hun werk niet deden hoorde ik van ‘s ochtends vroeg tot in de avond kinderstemmen. Gillende, huilende, kletsende, jammerende, driftige, lachende en schaterlachende kinderen. En er werd met collega’s overlegd, blokken werden omver geduwd, bekers werden soms per ongeluk van tafel gegooid. De houten bakken waar voor ieder kind kleding in lag werden eruit en erin geschoven. Sommige collega’s kwamen luid zingend de groep in, werden er mappen ruw op een tafel gelegd, moest er onverwacht een brandoefening gedaan worden en liepen we ogenschijnlijk rustig zingend met kinderen aan een touw naar buiten. Hoe ik deze dagelijkse invasie van geluiden heb overleefd weet ik niet. Ik zou het nu niet meer kunnen.
Ik draag geen horloge. Er zijn overal plekken waar de tijd te zien is. In stations, op de borden van tramhaltes. Soms raad ik de tijd en zit er niet ver naast. Als ik op tijd vertrek en op tijd moet zijn kan ik verder ook niet meer doen dan lopen, fietsen of het openbaar vervoer zijn werk laten doen. Onderweg is tijd waar geen invloed op is. Maar die zachtjes tikkende klok op de achtergrond in mijn werkkamer is voor mij de aangever van het ritme. De structuur die ik in die uren nodig heb. Het beweegt voort. Het gaat heen en weer. Tik. .. Tik. .. Tik.
Eén reactie op “De klok.”
Zo herkenbaar. Coen en ik zitten uren in de stilte te schrijven of te werken. Binnen of buiten. Tenzij er mensen zijn. Die maken het meeste lawaai. De natuur maakt geen lawaai. De vogels zijn in harmonie, de bellen van de schapen, meer is er niet. Verkeer is hier ook een zeldzaamheid. Als er een auto over ons weggetje rijd, kijk ik op. De stilte is een zegen voor mij. Heel soms zet ik klassieke muziek op van Bach of Mozart. Heel soms om daarna de stilte weer binnen te laten komen.
P.S. Ik vind die waterkokers misdadig. Wat een herrie. Soms kook ik maar water in een pannetje …