Ik zag haar fietsen op de stoep. Ze fietste me tegemoet en ik zag dat ze een soesje aan het eten was. Haar ene hand aan het stuur, de andere hand bij haar mond.
Het smaakte vast lekker, dat soesje met slagroom, maar er zat een toefje slagroom op haar neus.
Eerst wilde ik gedag zeggen en wijzen naar haar neus. Ik aarzelde.
Ze fietste mij te hard voorbij dus zou ze,heel waarschijnlijk, enige minuten later een winkel binnengaan met slagroom op haar neus.