Karin Ramaker.

Als ik niet schrijf, denk ik aan schrijven.

  • Word wakker, Nederland – de wereld draait niet meer op fatsoen.

    417 woorden, 2 minuten leestijd.

    Ik snap echt niet waarom Nederland zo naïef blijft als het gaat om internationale afspraken en ethische regels. Alsof iedereen die regels vanzelfsprekend respecteert. Maar landen hebben belangen, geen vrienden. En bondgenoten? Die moet je niet alleen zo noemen, die moeten zich ook zo gedragen.

    Toen Trump voor de tweede keer aan de macht kwam, wist ik meteen: dit wordt anders. Geen samenwerking, geen gedeelde waarden. Alleen maar macht, ego, en chaos. En kijk nu om je heen: dat is precies wat hij brengt. Toch hoor je overal verbazing en ongeloof. We zijn allemaal, ik haat dat woord, geschokt.

    Hoogleraar Alain-Laurent Verbeke onderscheidt drie elementen die van belang zijn bij onderhandelingen: 1 onderlinge belangen van iedereen 2 juridisch kader 3 macht ‘Trump onderhandelt enkel vanuit macht. Dat is niet onderhandelen, dat is een dictaat’.

    — Buitenhof (@buitenhof.bsky.social) 20 april 2025 om 13:06

    Met zo iemand valt niet te praten. Een tiran die stampvoetend zijn zin willen doordrijven — daar kun je geen normaal gesprek mee voeren. Zo iemand vertel je pas, als hij is afgekoeld, dat het feest niet doorgaat. Niet vandaag, niet morgen, nooit. Maar hij laat het er niet bij zitten. Hij komt terug, bozer, radicaler, wraakzuchtiger. En precies dat zie je gebeuren in Amerika. Een man aan de macht die niets anders wil dan afrekenen.

    En hier in Nederland blijven we geloven dat de VS, ondanks alles, trouw zal blijven aan de NAVO-afspraken. Dat artikel 5 er gewoon is, als wij het ooit nodig hebben. Maar waarom zouden we dat nog denken? Omdat het ooit zo was? Omdat het ‘hoort’? Dat is geen strategie, dat is wensdenken.

    En die houding zie je niet alleen internationaal. In eigen land kijkt hij met dezelfde kille blik naar kwetsbare mensen. Mensen met een beperking, autisme, chronisch zieken, mensen die niet kunnen werken — ze zijn voor hem een kostenpost. Ze betalen geen belasting, dus tellen ze niet mee. In zijn wereld zijn ze waardeloos. Geen menselijkheid, geen solidariteit. Alleen maar ‘wat levert het op?’ Zo’n samenleving is niet alleen kil, die is gevaarlijk. Want als je de meest kwetsbaren afschrijft, wie is dan de volgende?

    De wereld draait niet meer op redelijkheid. De harde lijn wint. Dreigen werkt beter dan overleggen. En wij in Europa staan erbij en kijken ernaar. Als we niet oppassen, staan we er straks alleen voor. Dan moeten we kiezen: blijven we hopen dat Amerika bij zinnen komt, of bouwen we eindelijk onze eigen defensie, onze eigen ruggengraat?

    Naïviteit is geen beleid. Het is een uitnodiging voor misbruik.

    Nederland, word wakker. Die mooie praatjes van vroeger beschermen ons niet meer. We hebben leiders nodig met lef. Die niet wegduiken, maar vooruit durven kijken. Want als je jezelf niet serieus neemt, waarom zou iemand anders dat dan wel doen?

  • Een ode aan het kleine.

    485 woorden, 3 minuten leestijd.

    Er lijkt een stille wet te heersen in de wereld van verhalen: groots is belangrijk. Wat we kennen als ‘waardevol’ – of het nu een boek, een film, een schilderij of een levensverhaal is – wordt vaak bepaald door de omvang, het bereik, de naam erboven. Alsof betekenis alleen meetbaar is in meters, cijfers of impact op schaal. Wat niet groot is, verdwijnt uit beeld, omdat we het niet benoemen, niet op zoek gaan naar het verhaal erachter.

    Maar wat als het kleine juist het meest wezenlijke bevat?

    Onlangs verscheen er een bericht op de NOS: twee schilderijen in het Mauritshuis, jarenlang toegeschreven aan Rembrandt, blijken niet van de meester zelf te zijn. Ooit pronkten ze in de collectie als hoogtepunt – groots door de naam die erop rustte. Nu zijn ze ‘gedegradeerd’ tot werk van een ander. Of erger: tot minder belangrijk. Alsof de waarde ervan met de handtekening verdween.

    En dat roept iets op.

    Het doek zelf is immers niet veranderd. De kleuren zijn niet vervaagd, de expressie op het gezicht niet minder krachtig. Alleen onze blik is verschoven. Het kleine – want zo wordt het werk nu gezien – is niet meer wat het was toen het groot mocht heten. En toch is het nog steeds wat het altijd was: een zorgvuldig geschilderd portret, een moment gevangen in verf, een echo uit het verleden.

    We hebben het nodig, dat soort momenten. Momenten waarop het grote wankelt, zodat we weer kunnen kijken naar wat klein is – en toch betekenisvol. En het woord ‘klein’ is ook eigenlijk niet het juiste woord.

    Want in onze drang naar het grote – naar het verhaal dat ‘verkoopt’, naar de stem die de massa bereikt – raken we iets kwijt. De waarde van het minder bekende of het verborgen verhaal. De geschiedenis van de onbekende. De bijdrage van degenen die niet op de voorgrond traden, maar wel iets wezenlijks deden. De scènes die niet tot epische proporties opgeblazen hoeven worden, omdat ze op zichzelf al kloppen.

    Het is vreemd dat ‘klein’ in onze taal vaak samenvalt met ‘onbeduidend’. Alsof iets pas telt als het veel mensen bereikt. Alsof zichtbaarheid gelijkstaat aan betekenis.

    Een ode aan het kleine is daarom een ode aan het ongeziene, het ongehoorde. Aan de schilder die geen Rembrandt is, maar wel talent heeft. Aan het verhaal dat geen bestseller werd, maar iemands leven raakte. Aan de stemmen die niet boven de rest uitsteken, maar wel iets zeggen dat blijft hangen.

    Het kleine verhaal is niet minder. Het is alleen stiller. En misschien is dat precies wat we nodig hebben: de rust om beter te luisteren. De aandacht om scherper te kijken. De bereidheid om onze blik niet te laten sturen door grootte, maar door gelaagdheid. Door oprechtheid.

    Misschien verkoopt het kleine niet. Misschien ligt het achterin de boekenkast van een boekwinkel. (En die keus maakt ook de verkoper)

    Misschien kent (nog) niemand die naam.

    Maar het klopt. En dat is genoeg.

  • Liefde is… een puist uitknijpen op een vieze bank.

    357 woorden, 2 minuten leestijd.

    Er wordt veel geromantiseerd in dit leven. Zonsondergangen, champagne-ontbijtjes, handgeschreven liefdesbrieven die zogenaamd “spontaan” op je kussen liggen. Maar, de echte liefde, die zit niet in een boeket bloemen of een serenade. Die zit in iets veel minder elegant, bedacht ik toen ik richting station liep. Samen op een gammel, smerig parkbankje zitten en, zonder enige gêne, een puist op elkaars neus uitknijpen.

    Met je benen over die van hem heen, scheef voorovergebogen, het puntje van je tong net uit je mond in opperste concentratie. En dat allemaal op een plek waar je eigenlijk liever een tetanusprik zou halen dan vijf minuten zou willen doorbrengen. Dat is geen filmromantiek. Dat is biologie, vertrouwen en een soort alledaagse overgave die je pas snapt als je er middenin zit — of er met een grote boog omheen loopt, zoals die man die voor mij liep in het park. Die riep nog iets als: “Sommige uitingen van liefde, daar hoef ik niet bij te zijn!” En gelijk had ‘ie. Ik hoefde er ook niet bij te zijn.

    Als buitenstaander wilde ik er niet per se onderdeel van zijn. Het is het soort intimiteit waar geen bloemenwinkel een kaartje voor heeft. “Gefeliciteerd met jullie gedeelde mee-eter.” Bestaat niet.

    Maar goed, dat is misschien ook precies het punt. Liefde is niet per se groots of meeslepend. Het is vaak juist kneuterig. Een beetje lullig zelfs. Ze zaten daar. Geen gêne. Geen afkeer. Alleen maar… gemak. En misschien is dat dan de werkelijke liefde: niet de kriebels in je buik, maar het moment waarop je beseft dat je je nergens meer voor hoeft te schamen. Dat je gewoon, zonder op te kijken, kunt zeggen: “Blijf even stil zitten, je hebt er nog eentje.”

    Het is geen ansichtkaartmateriaal. Niemand maakt hier een Tiktok van die viraal gaat. Maar ergens, onder die viezigheid, zit misschien wel de enige liefde die écht werkt: de liefde die zich nergens iets van aantrekt. Ook niet van het feit dat jij er op dat moment toevallig langsloopt en je opeens geen honger meer hebt. Sommige uitingen van liefde zijn niet voor jou bedoeld. Je bent er ondertussen wel getuige van.

  • Hersenwerken.

    432 woorden, 2 minuten leestijd.

    “Verwerken” is zo’n Nederlands woord dat, afhankelijk van hoe je het gebruikt, telkens iets anders lijkt te betekenen. Ik heb het altijd een gek woord gevonden. Werken is iets doen, arbeid leveren, fysiek of mentaal. Je hersens aan het werk zetten — tot je ineens beseft dat je eigenlijk alleen maar aan het hersenwerken bent. Geen officieel woord, dat weet ik, maar ik wil het toch gebruiken. Het dekt de lading beter.

    Dat verwerken, dat hersenwerken, is iets waar ik vooral ’s nachts druk mee ben. Op het moment dat ik eigenlijk rust zou moeten nemen, om de volgende dag fris en fruitig weer aan het werk te kunnen — lichamelijk én geestelijk. Kinderen vragen de hele dag door om je aandacht. Als je niet met ze aan het praten bent tijdens een wandeling, dan zit je wel met hen aan tafel, alert. Net als onderzoek verrichten, je blijft scherp op zoek naar antwoorden.

    In mijn droom zat ik tegenover mijn vader. Ik vertelde hem iets, iets wat hij zichtbaar fijn vond om te horen. Zijn ogen twinkelden. Maar toen ik iets toevoegde, iets scherps, vulden zijn blauwe ogen zich ineens met tranen. Die witte delen van zijn ogen kregen rode draadjes. Ik had hem geraakt, dat zag ik. Ik kon er niks aan doen. Ik moest hem zeggen wat ik vond, wat me stoorde in zijn gedrag. En pas toen ik hem bijna zag huilen, drong door wat ik eigenlijk aan het doen was. Dat dit altijd gebeurde.

    Jarenlang droomde ik over mijn moeder. Ze was er vaak eventjes, gewoon om tegenaan te kletsen. Al praat je in dromen, althans ik, nooit met je mond — het gaat in gedachten. Ze was er dan zomaar even, en glipte daarna weer mijn droom uit. Soms duurde het maanden voor ze weer eens langs kwam. In het begin, vlak na haar dood, waren die dromen zó helder dat ik er wakker van schrok. Haar aanraking was tastbaar. Ik was compleet in de war.

    Mijn vader kreeg in dat hele droomgebeuren nauwelijks een rol. “Eerst je moeder verwerken”, zei mijn brein kennelijk. En nu, vier jaar later, verschijnt mijn vader steeds vaker in mijn dromen. Niet dat ik dat per se prettig vind, om eerlijk te zijn. We hadden een complexe relatie — zoals dat dan zo netjes heet. Ik heb hem zelfs een paar jaar uit mijn leven geweerd, tot mijn moeder ziek werd.

    Wat is mijn brein ’s nachts eigenlijk aan het doen? Is het bezig met opsommen? Registreren? Is het aan het proberen te verwerken?
    Het is aan het Hersenwerken.

  • Toegankelijk openbaar vervoer.

    333 woorden, 2 minuten leestijd.

    Hoe kies je een strategische plek om flyers of kaartjes uit te delen, zó dat iemand de tijd en moeite neemt om te stoppen en te luisteren? En minstens zo belangrijk: wat zeg je als je wil dat mensen niet alleen naar je kijken, maar ook aarzelen – en dan toch stoppen – om dat kaartje met een belangrijke boodschap aan te nemen?

    Ik stond gisterenochtend in de koude wind naast station Den Haag Centraal. Samen met andere vrijwilligers hielp ik kaartjes uitdelen voor een actie van De Goede Zaak. We vroegen aandacht voor een heel concreet doel: goedkoper en beter toegankelijk openbaar vervoer in Nederland.

    Niet iedereen had zin om een kaartje aan te nemen. Sommigen liepen in een grote boog om me heen, keken strak vooruit. Toch waren er ook veel mooie momenten. Een man uit Portugal bleef wél staan.
    It’s for accessible transportation,” legde ik hem uit. Hij knikte geïnteresseerd. Hij vertelde dat het ov overal in Europa betaalbaar was, behalve in Nederland. Even later liep hij verder, het kaartje nog in zijn hand. Veel mensen namen de ‘gratis’ ov kaart aan en zeiden: Heel goed, mee eens!

    Een vrouw in een scootmobiel stopte ook. Ze vertelde dat ze al hartkloppingen krijgt bij het idee alleen al om met haar scootmobiel de trein in te moeten.
    “Joh, je wacht zó lang voordat iemand je komt helpen.”
    Liften waren volgens haar vaak kapot. En een taxibusje regelen om überhaupt bij een station te komen, was een logistieke uitdaging op zich.
    “Het maakt je extra beperkt,” zei ze. “Want ik kan en wil verder best veel zelf doen.”

    Niet iedereen was even vriendelijk. Verslaggever Charlotte Nijs van SBS6 kwam op haar fiets aanrijden. Toen ik haar vroeg of ze een kaartje wilde met informatie over betaalbaar en toegankelijk OV, snauwde ze een kortaf “nee”.
    Ironisch genoeg, dacht ik, boft ze: ze kán tenminste op de fiets naar haar werk. ’s Avonds bracht uitgerekend SBS6 een nieuwsitem over de actie op tv.

Privacyverklaring.

Door de site te te blijven gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten