HET ELFENMEISJE ZAT IN EEN WINKELKAR,
en wees met haar toverstokje naar de voorbijgangers.
Lichtroze balletpakje met voilekantenrok waarop glitters prijkten. Met in haar haren een roze lint met balletjes eraan. Ze wiebelden heen en weer terwijl ze een zelfgemaakte toverspreuk uitte.
“Hocus pocus pilatus pas, ik wou dat de oude mevrouw …
een beetje jonger was.”
En ze maakte groteske bewegingen en giechelde toen haar moeder haar bestraffend toesprak. De winkelkar zwiepte voorbij de groente en erna het vlees.
“Waarom mag ik dat niet wensen, mam?” wilde ze nog wel weten.
Moeder zuchtte eens terwijl ze een bakje tonijn in olie vasthield. Keek eens om zich heen voordat ze haar dochtertje toesprak.
“Er is niets mis met ouder zijn.” legde ze uit. “Misschien vindt die mevrouw het helemaal niet erg.”
Ze reden samen door gangpaden, langs het flosdraad, de koekjes, de soepproducten.
Het elfenmeisje zocht naar de mevrouw, bewoog haar staf en keek hoe de glitterdraadjes langs de staf heen en weer dansten als in een geluidloos ballet.
In de rij van de kassa sloot de oudere mevrouw achter hen aan. Moeder keek haar dochter streng aan.
Het elfenmeisje bewoog met haar stafje zonder te wensen.
Ze bekeken elkaar, de oudere vrouw met de rimpels rond haar mond en het elfenmeisje met de spillenbeentjes en de blosjes op haar wangen.
Eén moment van stil begrip.