WARME STRALEN,
op m’n rug. Langzaam wordt de badkamer een warme mist. Worden de licht verkrampte spieren, van het blauwbekken op een station, trappend op de pedalen van een fiets, morrend met een sleutel in het slot, weer wat soepeler.
Handschoenen werden nog niet gedragen, uitgesteld, want wat als het echt ging vriezen; de winter als een bom insloeg? Het leren jack met de kraag omhoog en een dikke, lange sjaal was voor nu genoeg.
Maar handen kwamen zelfs in een warme trein niet op temperatuur en konden de bladzijdes van de Sp!its bijna niet omgeslagen worden.
Koppen dampende koffie, een kop thee, vooruit dan maar.
Soepweer, dat was het. Heerlijke tomatensoep, uiensoep, lekker!
Koude tenen in laarzen, wiebel-wiebel, om uit te doen en voeten te laten glijden in ontzettende zachte en warme sloffen zoals de eskimo’s er jaloers op konden zijn.
Kaarsen aan, verwarming hoog. Dekentje om schouders heen. Benen onder je billen. Nog een kop koffie?
De warme stralen van de douche gleden langs een wolkjesbuik naar beneden. Nu pas lekker warm. Wat wás het toch koud vandaag!