‘Je gaat naar Rosmalen.’ deelde mijn stagebegeleider mee. Ze vond het daar wel een bijzondere, aparte stageplek. Heel vroeg in de ochtend nam ik de bus en reed in het bijna licht, op grauwgrijze dagen, naar het immens duistere bos dat je maar verwachten kon, ergens ver van de straten en snelwegen verwijderd.
Verstopt.
Ik luisterde op mijn walkman naar INXS ‘Disappear’ en huiverde stiekem. Er zat meestal een jongen voor me die ’s morgens net gedoucht had en naar Badedas rook. …
Het leek een spookbos daar. Hoge bomen, kleine paviljoenen weggestopt ergens daar achter en vooraan, bij de parkeerplaatsen een groot wit ziekenhuis. Ik moest het paadje aflopen naar een paviljoen helemaal achterin waardoor ik langs andere paviljoenen moest. ’s Morgens vroeg zaten er heel soms al mensen op het bankje met wijde jassen, broeken en pantoffels aan. Ze rookten met sterk vertraagde bewegingen een sigaret waardoor het as steeds op hun broek viel. Hun ogen waren dof, gevoelloos, wazig. Ze bekeken me in het voorbijgaan aan.
Ik moest ook langs een klein kerkhofje. Het was er doodstil. Soms schrok ik van een plotseling kraaiende haan. Het bos leek in die seconden een scène uit een film waarin ik me bevond zonder mijzelf eruit te knippen. De grafstenen waren oud, bemost en scheef. Soms las ik een halve naam. Soms wilde ik helemaal geen halve of hele namen lezen, kreeg ik de kriebels van de geluiden en kreeg ik helemaal de kriebels omdat ik mijn walkman nog had aanstaan en ik daardoor niet goed de overige geluiden hoorde, dus zette ik hem uit.
Er was één paviljoen waar ik niet te dichtbij mocht komen. Een paviljoen voor jong volwassenen. Als iemand me vertelde dat ik ergens niet te dichtbij mocht komen werd mijn nieuwsgierigheid juist aangewakkerd. Ik sprak ooit, via een hoog hek dat ons apart hield, met een meisje waarvan de onderarmen helemaal bekrast waren met verse wonden en met oude littekens. Nee, ik had geen sigaretje. Mogelijke kans op grensoverschrijding. Praten mocht ik niet met hen.
Het ouderen paviljoen was geen enkele dag hetzelfde. Als ik in de ene kamer was moesten de deuren geopend blijven. In de gangen liepen patiënten rondjes; het paviljoen was één grote cirkel. Medicijnen werden zonder morren ingenomen, grote doorzichtige bakken met roze, witte en blauwe pillen. Groot, klein, middelmatig.
De vrouw was blijven ‘steken’ in de jaren zestig. Met een vlinderbril, haar haren netjes geknipt en mooie jas aan zat zij elke vrijdag met haar koffer te wachten. ‘Waarop wacht je dan?’ durfde ik een keer te vragen, nadat ze al meer dan een uur aan het wachten was bij de deur die steeds open en dicht schoof als iemand in of uitliep. ‘Ik wacht op mijn dochter.’ Als ik uren later uit de kast mijn jas haalde en weer aantrok, de boel afsloot en om het hoekje gedag zei, zwaaide ik aarzelend naar mevrouw met de koffer. Was het een wereld van wachten aldaar?
4 reacties op “Zo’n Shutter Island film en de herinnering.”
Vrouwe Karin,
U slaagt er in een beklemmende sfeer te scheppen in enkele zinnen. Het lijkt me een naargeestige werkplek. Waarschijnlijk is het verzonnen, maar dat weet ik niet zo goed; het is al weer een tijdje geleden dat ik hier nog iets las.
Een groet.
De Drs.
@Johan: niet verzonnen. het was een bestaande plek. een paar jaar later is het afgebroken en zijn bewoners onderverdeeld in andere paviljoens her en der. ik heb in de laatste twee jaren (ik heb er in totaal een paar maanden stage gelopen en later zes jaar vakantiewerk gedaan) op een andere afdeling gewerkt dichterbij huis.
Nou, dat was snel, Vrouwe Karin,
Ik schrik altijd als ik meteen een antwoord krijg.
De Drs.
[…] Uiteindelijk bleef ik daar zes jaar vakantiewerk doen. Ik vergeleek het een tijdje geleden in een blogpost met de film Shutter Island, of in iedergeval het gevoel dat ik er soms bij had of de gedachten […]