Terwijl iedereen luid lachte en bezig was het spel te spelen, bekeek ik het gezelschap en leken de harde geluiden van lachsalvo’s en gegiechel als een radioknop zachter gezet. Steeds zachter.
Soms overweldigde het me. Misschien de intensiteit van iets. Dan kon ik de mensen om me heen wel zien en kon ik aanraken en voelen maar leek het geluid bijna uit.
over·wel·di·gend2 (bijwoord)
1 in overstelpende mate
Terwijl ik zo aan het genieten was. Van de avond. Een geslaagde avond. Met hapjes en drankjes en een leuk spel. Normaal hield ik niet zo van spelletjes. Maar ik genoot van de blijdschap op ieders gezicht. Ik participeerde. Ik lachte. Ik genoot. Toch overweldigde het. Hield ik het glas in m’n hand en draaide het heen en weer.
Ook dingen die fijn voelden konden overweldigen. Alsof je even niet goed meer wist hoe ermee om te gaan. Alsof het draaiboek hoe-intens-te-genieten even zoek was en waarin de zinnen stonden om stap voor stap de weg te volgen van het begin, midden naar het eind.
Het was even weg. Leeg kon ook vol zijn. Zoveel overweldiging kon maken dat de emmer eventjes overliep.
Ik bekeek elke persoon in de kring aan de grote tafel. De blijde gezichten. Slappe lach. Het heffen van glazen. Op een woensdagavond.
Kwam ik bij in de trein naar huis. Sloot ik even m’n ogen. Draaide de film weer even af. Werd de radioknop langzaam weer harder gezet om mijn eigen gedachtengang te kunnen horen.
Ontdek meer van Karin Ramaker.
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.