Het is warm. Ontzettend warm. Er is geen ontkomen aan; bij elke beweging voelt mijn rug klam, wrijf ik het vocht van mijn wangen en voorhoofd en puf ik even. Alleen dat al zorgt voor warmte.
Ik kan vrij goed tegen de warmte. Sommige mensen willen alleen maar in het water duiken. Daar heb ik geen enkele last van. Ik zit eigenlijk dolgraag in de zon. Het is meer een mentale toestand, denk ik weleens. Het heeft niets te maken met kleding, water of geen water of wel of niet iets doen. Als je weinig kleding draagt heb je het ook warm. Als je minder doet puf je het ook af, al vraag je je af hoe dat kan.
Het is rustig blijven. Misschien inderdaad niet teveel hooi op je vork maar je vooral niet druk maken over de warmte. Als je de nadruk legt op het hardop uitspreken ‘Ik heb het zo warm’ krijg je het denk ik nog veel warmer. Het is gewoon in- en uitademen, weinig beweging en rustig blijven. Heel-erg-rustig-blijven.
De wekker staat op vier uur en vijfendertig. Ik staar naar het plafond in het donker en zie een vage lichte gloed voorbij komen van het rolgordijn dat heel af en toe beweegt. Het is warm. Voorzichtig draai ik me om en sluit mijn ogen.
Geef een reactie