Gisterenavond laat, toen ik lui met beide benen uitgestrekt voor me op de stoel onderuit zat en genoot van een rode wijn terwijl ik de zon in de zee zag zakken, (wat bof ik toch dat ik aan de Scheveningse kust woon) gaf mijn gezelschap de tip om eens van die vrije dagen die in het verschiet lagen te gaan genieten. Ze had gelijk.
Een dag ervoor kocht ik een boek dat ik al een tijdje op mijn verlanglijstje had staan. Ik kocht het wel maar dwong mezelf het nog niet te lezen. Het was een thriller. Een onomkeerbare, enge thriller. Pas tijdens de vakantie zou ik er tijd voor maken. Het was nu even half werken en studeren en half genieten van de vrije tijd. Maar daar was ik niet stil van. Het was een nieuwsbericht een paar dagen eerder dat me stil maakte.
Ook al kende ik de jongeman niet, ik was wel een beetje uit mijn doen door het nieuwsbericht. Het vertelde me dat deze jongeman tijdens een oefenwedstrijd, een potje voetbal, in elkaar zakte en niets meer deed. Hij lag daar maar. Er werd gesproken over hartritmestoornissen. Niet alleen hartritmestoornissen, ook ernstige en onherstelbare hersenschade. Ik huiver een beetje als ik dat woord hoor of lees.
Amper een volwassen kerel, twintig jaar, na een potje voetbal, laat opeens een toekomst achter. Ik was en ben er gewoon een beetje stil van. ‘Heb jij het gehoord van die jongen die zoveel talent had en nu bewegingloos in een ziekenhuis ligt?’ Mijn gezelschap beaamde het. Ja, vriend was voetbalfanaat dus ze had het meegekregen. Ik schudde mijn hoofd terwijl de zon definitief de zee in zakte.