Ik zag een C. Of een D, dat had ook gekund. Of een O. ‘Ik denk dat het een O is.’ De vrouw naast me verwisselde het ene glas. ‘Is dit beter of slechter?’ Ik zag het verschil niet. ‘Ik zie geen verschil.’ Ik zag dat ze het glas weer wisselde. En weer. ‘Is dit beter of slechter?’ Ik moest de bovenste rij letters oplezen. N Z F … O… Ik zag de laatste twee niet. Ik knipperde met mijn ogen. Even ervoor was ik me rot geschrokken want tijdens de oogmeting werd er plots lucht in mijn oog geblazen. Toen ik klaar was mocht ik nog een hoortest toen. Ik hoorde zachte en dan weer harde piepjes in mijn linker- en daarna weer rechteroor. Ondanks de vuilniswagen in de straat die luid piepend achteruit reed kon ik feilloos die snerpende piepjes horen. ‘Uw gehoor is uitstekend.’ zei de stem van de computer. Fijn, wist ik dat ook weer.
‘Is dit beter of slechter?’ Ik moest me blijven concentreren. ‘Beter.’ constateerde ik. Toen ik net in de stoel zat en de letters op het scherm moest lezen voelde ik me even best oud. Ik zag vage zwarte stippen, verder niets. ‘Ik kan de letters niet lezen.’ zei ik tegen de vrouw. Alsof ik gefaald had in het leven. Alsof het wel zo hoorde maar niet langer meer lukte. Het lijf deed niet meer wat het moest. Het was zwaar overdreven natuurlijk. Na de eerste wisseling van het glas en het lezen van de bovenste letters voelde ik me al een stuk beter.
‘Je krijgt nu een paar rondjes te zien. Welke zijn het duidelijkst?’ Weer wisselde ze glazen.
‘Is hier nog verschil?’ De vrouw wisselde het ene glas, liet even een pauze vallen en wisselde nog een glas. Ik geloofde toch dat ik nu alles prima zag, ook de onderste rij letters. ‘Lees de onderste rij letters eens op.’ ‘C H K.. R V D.’ Dit bleek de nieuwe sterkte te zijn van mijn nieuwe glazen. Kraakhelder.
Het kamertje leek plotseling best donker. Ik zette mijn bril weer op en stond op. De opticien legde nog wat uit en schudde vervolgens mijn hand. Ik zag in haar mondhoek een piepklein stukje broodkorst.