Moeder en zoon komen de tram in maar het is druk. Ze staan in het tussenstuk.
‘Hou je goed vast, Tim, straks gaat ie rijden en dan val je.’
Tim houdt zich niet vast dus moeder pakt zijn capuchon vast.
‘Laat me los!’
‘Nee, Tim, straks val je tegen die meneer aan en dat gaat ie niet leuk vinden.’
De meneer kijkt hem even gespeeld streng aan en kijkt dan weer naar buiten.
‘Ben jij de conducteur?’ vraagt Tim aan de man. Terwijl de man zijn hoofd schudt vult moeder aan:
‘De conducteur zit toch helemaal vooraan, Tim.’
Tim vergeet zich vast te houden en valt tegen een mevrouw aan.
‘Zie je nou wel, Tim! Je valt tegen die mevrouw! Nu even vasthouden.’ roept zijn moeder gepikeerd.
De jongen draait zich om en kijkt de onbekende vrouw aan.
‘Hi.’ zegt hij.
‘Hi, Tim.’ zegt de onbekende vrouw terug.
Even is het stil. Tim kijkt de vrouw verbaasd aan. Zijn ogen worden groot en zijn mond zakt open.
‘Ken jij mij?’
Wil je mijn blogstukjes in je mail ontvangen? Abonneer je dan hier.