Ik at een enorme kikker. Gisteren. Die kikker paste niet in mijn mond, dacht ik. Ik propte hem erin en kauwde erop en slikte het in een keer door. Hij was behoorlijk taai.
En toen? Toen was de kikker verdwenen. Ik had het weggemaakt, opgelost, het was er niet meer. Dat voelde fijn. Er was een vreemde soort opluchting. Daarvoor bleef de kikker maar voor mijn voeten springen waardoor ik niet goed mijn weg kon vervolgen. Soms sprong hij ineens voor mijn voeten waardoor ik schrok.
Soms moet je kikkers resoluut vastpakken en opeten. Als een monster. Snel. Gretig. Omdat het de beste manier is om er vanaf te zijn. De tijd en het moment is reguleerbaar. We kiezen het juiste moment.
Gisteren zat ik te lunchen bij een koffie-lunchtentje en sprak iemand die ik ervoor nooit gezien en gesproken had. Het ging over zeggen wanneer het genoeg was. Genoeg. De grens bereikt. Dat je voor die boosheid, die impulsieve uithaal, nog kunt reguleren hoe boos je gaat zijn. Dat je dat moet reguleren als volwassen persoon en je dit moet leren als je kind bent.
Vanmiddag at ik nog een kikker. Eentje die ik niet goed weg kreeg. Ik propte de kikker in mijn mond en hij stribbelde tegen. Hij wilde niet. Hij was boos. Verontwaardigd. Ik wist dat het moest dus ik propte die kikker terug mijn mond in. Mijn wangen bliezen op. Ik raakte mijn adem bijna kwijt. Even later slikte ik die kikker toch door. Ik had tranen in mijn ogen. En ik was moe.
Wil je mijn blogstukjes in je mail ontvangen? Abonneer je dan hier.
2 reacties op “Ik at een enorme kikker.”
Een kikker als metafoor voor … knap gevonden! Het woord gaat dat wij mensen van de kikker afstammen. Toen stond de mens nog in de kinderschoenen. Nu slik jij kikkers door. De cirkel rond.
@Liesbeth: eat that frog in the beginning of the day. Is het niet iets dat Mark Twain ooit zei? ;-)