‘Ik moest aan jou denken toen ik in een gesprek zat en iemand vertelde dat al die Brabanders die naar het westen zijn verhuisd op enig moment weer teruggaan.’ Ze lachtte. Ze wist inderdaad mijn antwoord al. Er zou heel wat moeten gebeuren, iets onvermijdelijks of cruciaal, waardoor ik zou besluiten terug te keren.
We zaten, op haar uitnodiging, aan de bar in café Franklin ergens op een hoek van een straat. Buiten zaten mensen met dikke vesten aan te pimpelen bij het kaarslicht. Het was het begin van de herfst, een tijd die ik erg prettig vind. De bomen veranderen van kleur. Alles laat los en er is tijd voor afbreuk en langzame vervanging. Eerst moet je afbreken wil je weer opbouwen.
Ze ging verhuizen binnenkort. Terug naar haar roots. Niet exact terug naar haar geboorteplaats maar in ieder geval dichterbij. Ze was haar accent nooit kwijtgeraakt terwijl ik vele malen te horen kreeg dat ik ‘zo haags’ was gaan spreken. Ze hoopte dat de verhuizing soepel zou verlopen en vond het allemaal spannend. Er moest nog veel verbouwd worden. Ze liet een paar foto’s zien van de nieuwe woning.
‘Je leert je vrienden wel kennen als je gaat verhuizen.’ zei ze. Ik beaamde het. Ik had een vriendin die slechts twee keer naar het westen kwam, een keer met de trein, wat ze een crime vond, de tweede keer met de auto maar die kreeg onderweg pech, en ze vloekte op het drukke verkeer, de trams en alles wat anders was dan daar waar ze vandaan kwam. Later verwaterde het contact en sprak ik naar niet meer. Jaren ervoor zwaaide ze een andere vriendin uit die naar Maastricht ging verhuizen. ‘Ik kan er niks aan doen dat zij is weggegaan.’ vertelde ze mij. Ze had een reden om niets meer te ondernemen.
Wil je mijn blogstukjes in je mail ontvangen? Abonneer je dan hier.
Geef een reactie