Er stond een jonge moeder met haar dochtertje te wachten bij de tramhalte. Ze droegen allebei een donkerblauwe halflange jas en bruine laarzen. Zo moeder, zo dochter. Het meisje draalde een beetje, keek de straat uit. ‘Wanneer komt de tram?’ vroeg ze meerdere malen. Opeens stond ze met beide handen op haar heupen voor me.
‘Ik heb glitters op mijn neus.’
Ik keek.
‘Ja, dat zie ik.’ Het was ook overduidelijk.
‘Maar waarom dan?’
‘Omdat ik een fee ben.’
Ik keek moeder aan. Moeder knikte. Logisch natuurlijk. Ze was natuurlijk een fee. Feeën hebben glitters op hun neus. En ze was trots op haar glitters. Ze zaten niet alleen op haar neus. Ze veegde ze ook uit op haar wangen.
‘Wanneer komt de tram?’ vroeg ze weer. In de verte zag ik hem aankomen.
Opeens liep de fee naar haar moeder.
‘Ik moet POEPEN!’ riep ze heel hard.
Oké. Dit sprookje was officieel uit.
Wil je mijn blogstukjes in je mail ontvangen? Abonneer je dan hier.
Ontdek meer van Karin Ramaker.
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Leuke mensen ontmoet jij bij de tramhalte.
Misschien moet ik maar eens met de tram gaan ….
Vrolijke groet,
@Rob: ik kan er een boek over schrijven! :-D