Gisteren worstelde ik met een woord in mijn verhaal. Het woord klopte niet helemaal maar het vervangende woord ook niet. Ik noteerde in mijn notitie-app op mijn telefoon allerlei synoniemen en beweegredenen om dat ene woord te schrappen totdat ik bedacht dat ik dat woord niet voor niets gebruikt had. Wat was de reden dat ik het woord ‘gevallen’ gebruikte in plaats van ‘gesprongen?’ Wat was er aan de hand? Ik schreef op een blaadje wat woorden om het helderder te krijgen.
Vanmorgen besloot ik toch even achter mijn bureau te gaan zitten ondanks het voornemen iets anders te gaan doen op mijn vrije dag. (Appeltaart bakken.) Ik hoefde nergens naartoe, het was een tikje somber buiten en de druppels kleefden op het raam. Hetzelfde gebeurde even later met een andere zin uit een andere alinea.
Hij hing zijn jas op de kapstok en deed zijn schoenen uit. Zijn grote teen duwde hij tegen de achterkant van zijn ene schoen en hij deed het ook met zijn andere schoen. Het leek alsof hij treuzelde.
Al schrijvende kwam ik erachter dat er een reden was dat hij in de gang treuzelde. Je treuzelt als je ergens niet naartoe wilt. Een andere ruimte? Je treuzelt omdat je bang bent voor een conflict? Je treuzelt omdat je wilt uitstellen wat er nog wel is. Je wilt het moment bevriezen. In het hier blijft alles nog even hetzelfde. Ik schreef er meer dan driehonderd woorden bij.
Schrijven zou nooit een uitgedacht plan worden. Al schrijvende stel je jezelf ook steeds opnieuw vragen. Zonder deze vragen zou je het verhaal en daardoor het plot ook niet kunnen schrijven. Fascinerend!
Wil je mijn blogstukjes in je mail ontvangen? Abonneer je dan hier.
Eén reactie op “Je treuzelt omdat je wilt uitstellen wat er nog wel is.”
Mooi Karin. Ik vind ook dat schrijven geen uitgedacht plan is. Misschien in grote lijnen uitzetten en dan verbaast het me steeds weer waar het verhaal op de loop de gaat een andere richting uit. Fascinerend. Inderdaad.