Er stond een hele lange rij bij de Hema. Mensen met chocolade letters, met uitgeprinte papiertjes om een pakket op te halen. Mensen bleven maar aansluiten.
De mevrouw achter de kassa had zweetplekken onder haar oksels. Ik zag haar denken: maar ik heb zo pauze. Ze liep gehaast naar de hoek en riep om dat kassa drie en vier ook open moesten. En snel een beetje, dacht ze vast. Ze hielp de volgende klant.
Ik moest ook een pakketje ophalen. Een reisföhn. ‘Waarom heb je een föhn gekocht?’ wilde mijn oppaskind (later) weten. ‘Omdat er vonkjes uit mijn oude föhn kwamen. Straks zou mijn haar in de fik vliegen.’ Zijn ogen werden zo groot als schoteltjes. De rij schoof op en ik was aan de beurt.
‘Ik kom een bestelling ophalen.’ zei ik.
De jongeman keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan.
‘Een föhn.’ zei ik ter verduidelijking.
‘Mevrouw Föhn?’
Even was ik van mijn a propos.
‘Nee. Ik kom een föhn ophalen!’
Ik noemde mijn achternaam. De jongen keek me nog steeds met opgetrokken wenkbrauwen aan.
‘Oh! Een föhn!’ Hij lachte en liep naar het magazijn.
Ik opende mijn rugzak alvast. Daar zou het prima in passen. Meneer kwam terug met een enorm pakket.
‘Kan het nog groter?’ vroeg ik.
‘Ze pakken het altijd goed in.’
‘Het is twee keer zo groot als dat ding zelf!’
Ik zuchtte en rekende af.
Met je mevrouw föhn.
Wil je mijn blogstukjes in je mail ontvangen? Abonneer je dan hier.
Eén reactie op “Ik kom een föhn ophalen.”
Grijnzende en kale groet,