Toen ik de school kwam binnengewandeld stond er tot mijn verbazing een rij. Meestal ging ik andere jaren vroeger in de dag stemmen, deze keer was het een uur voor sluitingstijd. Toen ik met mijn papieren in de rij ging staan vormde er zich in rap tempo een rij achter me. Mensen wilden hun stem laten horen, dat was wel duidelijk.
Het was jammer, vond ik, dat er weinig bekendheid was over de vertegenwoordigers van de provinciale verkiezingen. Ik moest zelf onderzoek doen wat er speelde en wie er stem gaven aan de problematiek en wat aandacht verdiende. Na lang wikken en wegen wist ik wat ik ging kiezen.
In de rij rook het naar school en naar lijm. Mijn voorhoofd begon te bonzen. Bij de tafel zaten een stuk of vijf mensen in een rij. Ze dronken koffie (om wakker te blijven?) en roerden met plastic lepels in hun mokken. De een geeuwde achter haar hand, de ander rekte zich nog maar eens uit. ‘Het is druk hè!’ zei iemand. De mensen achter de lange tafel knikten. ‘Vanaf zes uur is het al zo.’ Ik bleef verbaasd. Blijkbaar had ik verwacht dat mensen hun schouders zouden ophalen. Ik begreep dat schouders ophalen wel. Maar toch, er was gevochten voor het stemrecht. Dat zei iemand in de tram onderweg naar huis en hij had gelijk. Honderd jaar geleden pas mochten ook vrouwen stemmen. Alleen al daarom ging ik stemmen.
Vooraan de rij ging iemand het hokje in. Hij bleef er lang staan. De papieren werden opengevouwen en er werd lang naar gekeken. Toen draaide hij zich om en nam de papieren mee het hokje uit.
‘Sorry, ik kan het niet invullen.’
De vrouw achter de tafel stond op. Ze leek het in eerste instantie niet te begrijpen.
‘U moet een vakje inkleuren.’
De man stond er een beetje machteloos bij.
‘Sorry, ik kan de letters niet lezen.’
De vrouw ging met de man in gesprek. Mensen wachtten geduldig. De rij werd langer.
‘Bij het Kruidvat kunt u een brilletje kopen.’ zei de vrouw toen de man schouders ophalend weg liep.
‘Sorry, ik kan niets zien.’ riep hij verontschuldigend.
Ik stond inmiddels vooraan. En toen de man voor mij het hokje uit ging mocht ik gaan stemmen. Ik legde de papieren open en bekeek de partijnamen. Ja, misschien was die man overweldigd geweest door al die namen. Misschien dansten ze voor zijn ogen. Misschien trok er een waas voor hem op. Ik kon het wel een beetje begrijpen. Het was een vreemde tijd met roeptoeterende mensen met grote monden en nog grotere beloftes. Er waren wolven in schaapskleren, centrale figuren die vertelden dat ze meededen maar zich nergens in debatten mengden of lieten zien. Er waren opruiers, verdelers, haatzaaiers.
De beste man zag het allemaal niet meer helder. Hij voelde zich bezwaard maar kon de letters, die voor zijn ogen dansten, niet meer helder lezen. Of hij moest inderdaad nodig een leesbril. Dat kon ook.
Wil je mijn blogstukjes in je mail ontvangen? Abonneer je dan hier.