Deze middag zat ik in mijn nieuwe poloshirt, die ik in de wintermaanden gekocht had met korting, buiten in de zon het boek te lezen van F. Starik. Zijn laatste boek heet Klaar. Er kroop onverwacht een lieveheersbeestje over bladzijde 34 waar Frank zijn moeder na twee wijn zegt dat ze dronken is.
Aan de overkant waaide sneeuw naar mij toe. Het kwam van de bomen, mooie witte bloesem. Ondertussen prikten mijn onderarmen. De zon was fel en mijn huid was teer.
Er wandelden mensen aan me voorbij. Ze knikten of zeiden zacht ‘Hallo’. Met een snelheid fietste er een jongeman door de straat. Hij hield zijn dikke zwarte nylon jas aan en keek boos.
‘Den Haag is kapot!’ riep hij. Ik leunde voorover om te kijken of ik het goed zag en hoorde. Maar er was verder niemand die het hoorde. Alleen ik.
‘Wat wil je drinken?’ vroeg Frank in het boek, op bladzijde 35 aan zijn moeder. Ze wilde koffie. ‘Geen wijn?’ vroeg Frank verbaasd. Er ging vervolgens iets mis met het espresso apparaat.
Wegens het prikken van mijn onderarmen besloot ik toch maar zonnebrandcrème op te smeren. En mijn zonnebril op te doen. Er fietste een meisje op de stoep. En een volwassen man op een bakfiets. Volgens mij was de lente echt begonnen. Voor mijn part de zomer.
Wil je mijn blogstukjes in je mail ontvangen? Abonneer je dan hier.
Ontdek meer van Karin Ramaker.
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Ook ik geniet met volle teugen van het mooie weer.
Vrolijke voorjaarsgroet,
@Rob: ik genoot van deze zondag.