Er rinkelde een belletje door de straat. Dat kon ik horen omdat aan het eind van de straat het belletje zachtjes rinkelde, bij het voorbij rijden harder klonk en verderop weer zachter werd. Het belletje rinkelde niet aan een stuk maar af en toe, alsof de bestuurder het belletje zelf moest aanzwengelen. Telkens als ik het belletje hoor en de ijsboer voorbij zie rijden denk ik aan vroeger. Er was altijd in de zomer een wagen die voorbij reed in de straat en was de standaard vraag: ‘Mogen we een ijsje halen?’ Waarom we het de ijsboer noemden weet ik niet.
We moesten snel zijn want de wagen bleef nooit lang staan. M’n vader of moeder zocht snel naar een portemonnee en dan was het nog maar de vraag of er genoeg kleingeld was om het ijsje daadwerkelijk te kopen. Het zat ‘m in de spanning van het verlangen en afwachten.
Soms renden we met het kleingeld naar buiten om snel nog naar het geopende raam te gaan. Soms was er net te weinig en keken we van achter het grote raam teleurgesteld naar de buurtkinderen die likkend aan hun ijsje rustig terugkeerden naar huis.
Wil je mijn blogstukjes in je mail ontvangen? Abonneer je dan hier.
Eén reactie op “De ijsboer.”
Ik herinner mij de buren aan het einde van onze straat.
Achter hun voordeur naast de trap stond een grote vriezer.
Waterijsjes met 2 stokjes verkochten zij.
1 Dubbeltje voor 1 ijsje, of 1 stuiver voor 1 stokje.
Wat een tractatie was dat toen.
Nu zegt een ijsco mij weinig tot niets.
Zomerse groet,