Het was gisterenochtend muf en vochtig. De kale bomen deden niks, er was geen windje te voelen. Ik liep op straat met een tas vol glas dat moest worden weggebracht. Tegenover een Engelse lunchroom gooide ik het glas in de smerige bak en kletterde het glas uiteen. Telkens als iemand daar glas in de bak gooide schrokken mensen aan de overkant. Ze keken onthutst op en bedachten keer op keer dat daar een glasbak staat. Ook iemand die tegen de logge deur aan het duwen was van de lunchroom keek verschrikt op. De deur ging onverwacht helemaal open. De dame aan de balie schrok nu ook.
Ik had mijn glas met redelijke passie kapotgegooid en mijn tas opgeborgen toen ik aanstalten maakte om verder te lopen. Ik hoorde iemand achter me. Er rende een hardloper in vermoeid tempo voorbij. Hij droeg een donkerblauwe nylon trainingsbroek en hij had een vuurrood gezicht waar de zweetdruppels vanaf druppelden. ‘Doorgaan.’ mompelde hij. ‘Doorgaan.’ Bij elke stap die hij zette zei hij het. Ik weet niet hoe ver hij gerend had en waar hij vandaan kwam maar ik hoopte voor hem dat hij bijna thuis was. ‘Doorgaan.’ mompelde hij toen hij de hoek om sjokte.
Wil je mijn blogstukjes in je mail ontvangen? Abonneer je dan hier.