Al bij de ingang van de supermarkt kijk ik naar de mandjes. Daar zitten vele handen aan en bij de winkel met het blauwe logo wordt niet bepaald veel schoongemaakt. Ik pak toch maar een mandje en loop door. Ik omzeil mensen. Er wordt stevig gekucht. Het valt me op dat mensen dicht bij elkaar staan, turend naar bijna lege schappen. Ze lopen achter elkaar langs, halen een rochelhoestje op. Ik vraag me af waarom er geen afstand wordt gehouden? Of wordt thuisgebleven als er gehoest wordt?
Ik ben even van mijn apropos. De groente afdeling is zo goed als leeg, er ligt een enkele appel zielig in een kartonnen bak. Verderop is de olijfolie op, de pasta ook. Ik loop richting de broodafdeling. De broden zijn op, de broodjes liggen nu twee aan twee voorverpakt in een schap en verder wandelend is ook de gehele schap met koekjes leeg. He-le-maal leeg.
Ik neem mee wat ik nodig heb, niet wat ik extra nodig zou kunnen hebben. Er loopt een man achter me langs met een volle kar. We lopen, ik ver achter hem, samen naar de zelf scanners.
Mensen zijn bang dat ze straks niets meer hebben. Want in een welvarend land hadden we altijd alles. Als ik alles gescand heb, mijn mandje heb weggezet en het bonnetje voor het apparaat hou om door te lopen is de man nog bezig met het scannen van zijn boodschappen. Hij scant braaf alle pakken koeken.
Wil je mijn blogstukjes in je mail ontvangen? Abonneer je dan hier.
Geef een reactie