Er is een filmpje doorgestuurd van mijn neefje die logopedie les krijgt. Door middel van plaatjes kan hij aanwijzen wat hij graag zou willen dat de logopedist doet, in dit geval grote bellen blazen. Hij gebaart met zijn hand dat hij het nog een keer wil. De logopedist blaast een grote bel die uiteen spat op de tafel. ‘Nou is ie….?’ Neefje wacht heel even. Dan zegt hij heel zachtjes ‘Weg.’
Wat had ik dit graag willen doen, bedenk ik me, terwijl ik het filmpje voor de zoveelste keer afspeel. Later ontvang ik nog een filmpje tijdens de logopedie les. Neefje mag kiezen uit grote bellen blazen of kleine bellen blazen en zegt ‘grote.’ Hij leert de taal te spreken, soms onwennig met een wollige W en een zachte, onzekere G maar hij oefent. Ook de gebaren zijn cruciaal. Het is fijn om te zien hoe hij groeit in zijn taalbeleving en ontdekt welke klanken er zijn en dat hij ze leert uitspreken. Ik stuiter bijna van mijn stoel van opwinding. Wat bijzonder en mooi!
‘s Middags zit ik met mijn oppaskinderen, die ook Nederlands moeten blijven oefenen, te praten. Voor hun is het ook lastig soms om woorden te vinden voor wat ze willen zeggen. Er vallen soms lange pauzes, die laat ik ook zo, er moet nagedacht worden. Er wordt gesproken over klanken die anders zijn in het Frans dan in het Nederlands. Ze vinden het vreemd als ik toch een woordje Frans uitspreek. De jongste wijst naar een gek beest in een boek. ‘Dat ies un Monstre.’ ‘Dat is een monster.’ beaam ik.
Later maak ik huiswerk met de jongste. Hij wil eigenlijk niet. Voelt zich onzeker en durft niet goed, bang dat het misschien niet goed is. Ik merk hoe dapper je moet zijn om wel te durven. Om wel de klanken te uiten zodat anderen je horen.
Mijn tweede baan na mijn opleiding was er eentje die viel of stond met lef en uitproberen. De school had weinig geld, of wilde in ieder geval geen nieuwe fulltime remedial teacher aannemen. De onderwijsassistent zou aanvullende taken kunnen overnemen. Met enige nukkigheid werd ik in het team remedial teachers gezet om te ondersteunen. Zij hadden ook geen extra tijd. Met name kinderen van groep drie met taalachterstand zouden met me mee gaan om bijles te krijgen. In eerste instantie vonden ze het helemaal niet leuk om uit de klas gehaald te worden. Kijk, daar gaan die kinderen die niet goed kunnen leren, werd gedacht. Al snel wilde ik dit omdraaien. Het zou een feestje moeten worden om mee te gaan. Als je opgehaald werd zou je iets leuks gaan doen. Iets leuks en leerzaam. Ik maakte spelletjes van de AVI woorden. We maakten zelf liedjes om de woorden te automatiseren. Kinderen die meegingen sprongen na een tijdje op uit hun stoel om mee te gaan. En tijdens de rapportenvergaderingen waarbij de collega remedial teachers wederom aankaartten dat ik eigenlijk niet bevoegd was om iets met die kinderen te doen, onderbrak de lerares hun betoog. De kinderen waren in niveau omhoog gegaan dus voortzetten van de groep was wel aan te bevelen. Ik begreep dat mijn collega’s het niet oké vonden dat ik ongediplomeerd hun werk overnam en dat ik, als ik heel eerlijk was, veel deed op gevoel. Woorden leren automatiseren was niet alleen een aanwensel maar dat de kinderen in dat kamertje het gevoel hadden dat ze fouten mochten maken, dat ze niet uitgelachen werden en dat ze veel complimenten ontvingen als hen iets lukte was meer mijn taak dan wat dan ook. En het werkte, en daar was ik trots op.
Even later ontvang ik weer een filmpje. Neefje zit op de bank en kijkt naar buiten naar de regen. Hij vindt de regen mooi. Dan doet hij zijn arm omhoog en maakt een klank. En dan nog een keer. ‘Hoog.’ Hij probeert alle klanken te maken. De H is moeilijk maar hij probeert het. En de G maakt hij mooi rond af. Als ik mijn opleiding opnieuw mocht kiezen, dertig jaar geleden, zou ik de taal aan kinderen willen overbrengen. Als gastouder doe ik dat ook, maar in een andere vorm.
Wil je mijn blog steunen met een bijdrage? Doneren mag hier.
Wil je mijn blogstukjes in je mail ontvangen? Abonneer je dan hier.