Denkend aan die bezoeken in Rotterdam bij die tantes in hoge flats denk ik opeens aan tante Sjaan. Tante Sjaan was de vrouw van een broer van mijn opa, als ik het me goed herinner. Ze woonde alleen, haar man was al enige tijd overleden. Ze kwam af en toe naar Brabant op visite en wij gingen dus ook weleens naar haar. Ik logeerde in een klein kamertje dat muf rook en ’s morgens vroeg bakte tante Sjaan een ei dat ik moest opeten want ik mocht van mijn opa en oma niet zeggen dat ik ’s morgens geen gebakken ei lustte. Ik vraag me met terugwerkende kracht ook af waarom mij niet werd gevraagd of ik een gebakken ei lustte.
Ik zat heel erg lang aan tafel met mijn vork het ei heen en weer te bewegen zonder het in mijn mond te stoppen. Ik vraag me af of ik het uiteindelijk wel opat, ik denk van wel, want mijn opa en oma en tante Sjaan hadden de oorlog meegemaakt en al het eten moest op. Er werd niets, maar dan ook niets weggegooid.
Ik weet wel dat ik na die ochtend het niet meer zo leuk vond bij tante Sjaan. Ik vroeg of ik op de galerij mocht spelen en rende heen en weer langs de voordeuren tot aan de gang waar de liften samenkwamen.
Als ik nu in een hotel bij een ontbijtbuffet sta en roerei zie of mensen die een eitje bakken op een hete plaat haal ik mijn neus op. Ik moet er niet aan denken!
Wil je mijn blog steunen met een bijdrage? Doneren mag hier.
Wil je mijn blogstukjes in je mail ontvangen? Abonneer je dan hier.
Geef een reactie