Het is begin april 2021 en terwijl de magnolia met witte blaadjes bloeit in onze achtertuin stuift er sneeuw op. Het is onaangenaam koud. Toen ik vanochtend een korte wandeling maakte trok de gure wind pijnlijk langs mijn oren. Het past niet helemaal, zeker niet als we het afgelopen week uitpuften in de warme zon. Dus ik blijf binnen en lees De Langste Adem van Arielle Veerman, de ex-vrouw van Joost Zwagerman die op 8 september 2015 voor zelfdoding koos. Ik had en heb nooit iets gelezen van Joost Zwagerman.
Lang aarzelde ik of ik het boek überhaupt zou lezen. Ik dacht dat het een mosterd na de maaltijd boek zou zijn. Of een schreeuw om het eerlijke verhaal. Vaak dacht ik, als iemand iets van mij vindt of iets zegt wat niet waar is, dat moet hij dan maar zo denken. Ik weet hoe het zit en ik hoef mezelf niet te verdedigen of uit te leggen. Af en toe was die drang er wel, omdat het niet klopte. Dat Arielle koos om na de dood van haar ex-man haar verhaal te delen was voor mij een aarzeling om het boek te lezen. Maar aan alle verhalen zitten twee kanten. Waarom zou de ene persoon wel zijn verhaal mogen doen en de ander niet?
Het boek leest een beetje als een voortdenderende trein. Niet alleen omdat je alle bladzijden snel wilt omdraaien maar ook omdat de relatie tussen Arielle en Joost zich denderend voortbeweegt. Het lijkt op tussenstations te stoppen maar daarna schiet de trein weer in een onderweg-stand vooruit met alle schokkende en stokkende bewegingen die het maakt. En Joost leek de machinist, degene die de route bepaalde en Arielle leek het zo te laten want zo was de relatie opgebouwd. Hij was de kunstenaar, degene die met papier en inkt, typemachine en manuscripten een wereld wilde creëren die bestond uit kunst en omringd was met kunst. Geen poepluiers, het werk van de partner en de boodschappen. Een leven, zoals ik het lees, dat niet gebaseerd was op eenheid.
Het boek gaat niet over Joost Zwagerman. Ja, hij is een hoofdrolspeler maar hij is niet degene die het verhaal vertelt. Dat kan ook niet want hij leeft niet meer en bovendien zou hij er zijn eigen draai aan geven. Het boek gaat over de passiviteit van Arielle. Zestien jaar proberen iemand te doorgronden die niet te doorgronden viel en die altijd en immer wilde domineren. Het leven was niet samen maar alleen. Geïsoleerd. Geen aandacht, geen gezamenlijke uitjes met de kinderen, geen familieleven. Ze waren getrouwd maar dat was op papier. De liefde was alleen te voelen als de echtgenote haar man volgde en steunde en hem verder met rust liet en niets van hem verwachtte. Pijnlijk. En je kunt je afvragen of dit werkelijk liefde was. Het boek geeft een les over zelfbeschikking. Niet die van Joost Zwagerman maar die van Arielle. Als je liefde hebt voor iemand, ontvang je dan ook genoeg liefde om jezelf te zijn? En als je besluit samen te leven, leef je dan ook echt samen of ben je eigenlijk alleen? En als je besluit kinderen te krijgen, is het vat groot genoeg om die samen met liefde te vullen of groeit er op dat moment iets scheef en ben jij alleen degene die het vat vult? Kun je je kinderen in alle eerlijkheid zeggen dat je er goed aan doet?
Als iets zo zwaar wordt dat het elke dag de kunst wordt om er maar het beste van te maken en je bij wijze in je hoofd een kruisje zet of turft dat ook deze dag op zich wel oké was hou je jezelf voor de gek. En dat is tot daar aan toe, maar dat je je kinderen voor de gek houdt is niet eerlijk.
Dat gedwarrel van die stuifsneeuw. Zo licht en makkelijk. De sneeuw gaat langzaam over in plaksneeuw. Je wilt niet dat het plakt. Je wilt dat de zon gaat schijnen zodat alles opdroogt.
Wil je mijn blog steunen met een kop koffie donatie? Ik doneer een kop koffie.
Wil je mijn blogstukjes in je mail ontvangen? Abonneer je dan hier.