‘Stopt u bij de Waalsdorpervlakte?’ Een zongebruinde man met petje op stapt de bus in. De chauffeur knikt. ‘Vlakbij ja.’ ‘Wat is vlakbij dan?’ De buschauffeur zucht eens flink. ‘Niet naast de deur, vlakbij!’ Na wat gemopper stapt zijn vriend ook de bus in en moppert. ‘Jij hebt niet die ene tas bij!’ ‘Jawel!’ ‘Ik zie die tas helemaal niet!’ ‘Op mijn rug!’
De bus rijdt richting Malieveld onder een tunnel door. De ene man verzucht. ‘Ik wil hier niet zitten.’ … ‘Ik ga nu niet ergens anders zitten, hoor! Ik wil op dat bord kunnen kijken!’ reageert zijn vriend. De eerste halte springt op het scherm in beeld. ‘Je weet niet eens hoe we straks moeten lopen!’ mopperde de man verder. ‘Ik word zo zeeziek! Wat een bak ellende, die bus.’
Na een aantal haltes vraagt de ene man aan een medepassagier bij welke halte ze het beste kunnen uitstappen. De medepassagier kijkt even op het bord en geeft dan antwoord. ‘Maar jullie gaan naar de plek waar mensen zijn gesneuveld?’ vraagt hij. Ze knikken allebei. ‘Jullie gaan daar een moment stilstaan om de gevallen soldaten te herdenken?’ Ze knikken allebei nog een keer. ‘Misschien dat jullie tijdens het moment van stil zijn ook even willen nadenken over al het geluk in de wereld?’ De mannen kijken elkaar even vragend aan en knikken. ‘Ja, natuurlijk. Dat spreekt voor zich!’ mompelen ze. De rest van de rit kijken ze zwijgend naar buiten, naar de regen op het raam. De medepassagier staat op om zijn ov chipkaart tegen het kastje te houden en knipoogt naar mij voordat hij uitstapt. Ik glimlach achter mijn mondkapje.