In de wachtkamer liet een man zijn vingerkootjes kraken. Het was hoorbaar, ik had de neiging mijn stoel anders neer te zetten maar ze zaten tussen rood en witte linten in verband met afstand houden. Een andere man kwam later binnen en had zich vergist in de tijd. Zijn afspraak was om kwart voor elf en het was nu kwart over tien. Hij verstond volgens mij niet eens wat de assistente zei en vroeg of hij mocht zitten. We wachtten allemaal daar in die kamer. Wachten op hulp, op advies, op een medicijn, op aandacht. De huisarts vroeg hoe het met me ging en ik wist even niet goed te zeggen of het goed ging. Wat was goed, in dit geheel? Dat besloot ik ook maar te zeggen. Dat het vreemd was dat anderen, familie, problemen ervoeren en ik er tussendoor kabbelde. Maar, zei de huisarts, je bent hier niet voor niets en dat was waar. ‘Het leven werkt, denk ik op die manier.’ mompelde de huisarts terwijl hij de injectiespuit prepareerde. De poeder moest gemengd worden met de substantie en dat moest op de juiste manier gebeuren anders loste het niet goed op. ‘Zodra jij weer op de rit bent gebeurt er weer iets om je heen waardoor je uit balans dreigt te raken. En het is dan belangrijk om te weten hoe je daarmee omgaat. Meebuigen is het, denk ik.’ Hij desinfecteerde mijn bovenarm. ‘Leven is meebuigen.’ Hij hield de naald bij mijn bovenarm. ‘Daar komt de prik.’ En hij zette de injectie.
Eén reactie op “Meebuigen.”
Het leven is meebuigen, maar soms voelt het alsof mijn leven is geknakt.
Stille groet,