Sinds een tijdje bevind ik me in de doolhof van zorg en dan specifiek in de doolhof die ziekenhuis heet. Waar men in wit kostuum en rammelende telefoon heen en weer loopt door de lange gang. De telefoon gaat onafgebroken, ook als je in een gesprek bent. Een familiegesprek. Bij het eerste familiegesprek zat ik alleen, niet wetende dat er best overrompelende zaken benoemd gingen worden. Bijvoorbeeld over doorbehandelen. In Nederland vecht je soms om te sterven. Daarvoor moeten formulieren ingevuld worden en gesprekken met artsen zijn nodig om te beoordelen of je naar de eeuwige jachtvelden mag. Men vindt het belangrijk om zelfbeschikkingsrecht te hebben. Wanneer en hoe je sterft. Ik ben het daar altijd mee eens geweest. Voor mij geen poppenkast. Kwaliteit van leven staat bij mij voorop. Maar wat als je wilt doorleven maar je bent behoorlijk ziek? Wat als je nog niet klaar bent? Hecht aan bezoek? Eten en drinken? Mag je dan ook kiezen?
We zaten weer in een familiegesprek. Er werd gesproken over de ziekte, het verloop. De zorgen werden nogmaals geuit. De zaalarts en internist keken daarbij serieus vanachter hun mondkapjes. ‘We hebben het er al eens over gehad.’ ging de arts verder. En wij, kinderen, zaten ernaast. Ik had mijn notitieboekje op schoot want ik wilde niets vergeten. Er stonden vragen op. Moeder at namelijk weer, nadat ze weer dreigde weg te vallen. De antibioticakuur deed nu wel zijn werk. Maar wat zou er gebeuren als deze weer werd afgebouwd? En bij weer nieuwe infecties, moest er worden doorbehandeld? Het woord draaide in mijn hoofd rond. Door-behandelen. Door-behandelen. De artsen wilden toch graag weten hoe mijn moeder hierover dacht. Een dag eerder mopperde ze over de pijn in haar armen. Er werd vocht vastgehouden. Haar huid broos en dun. Ze had weer een bloedend wondje op haar hand. ‘Ik moet, denk ik, een betere arts.’ verzuchtte ze.
Als artsen het zelf niet meer zien zitten, een nieuwe behandeling, omdat het lichaam het bijna niet meer aan kan, dan kiezen artsen ervoor de behandeling te stoppen. Ik zat later in de auto en dacht erover na. Maar wat als je in je hoofd nog wel wil? Als je je ziekte op de koop toe neemt, de ongemakken, mag je hier dan nog blijven? Omdat je het zo wilt? Mag je ook kiezen om te leven?
Geef een reactie