We stonden te wachten op het perron om terug te gaan naar huis. Twee ongeduldige kinderen en ik. Ze keken op het bord met rode letters. ‘Nog zes minuten.’ Zei de oudste. Ze moesten zich in die paar minuten zien te vermaken, stoeiden met elkaar maar dat mocht niet van mij, niet op het perron. Dat was te gevaarlijk.
Er stond een jongeman naast ons met een mooie zwart leren laptoptas. Hij droeg zwarte kleding en lichte sneakers. Grote voeten, registreerde ik. Mooie tanden. Opeens stond hij voor ons en overhandigde een Kinder Bueno. Hij zweeg toen hij het gaf. Twee repen werden uitgedeeld. ‘Wat zeg je dan?’ Vroeg ik aan de kinderen. ‘Dank je wel.’ Hij hoefde niets te geven, maar hij gaf.