Ik sloeg je gade bij het grote raam van thuis. Naast je, stond ik. Je keek naar buiten en ik kreeg het gevoel dat je ergens op wachtte.
Waar dan op?
Om te worden opgehaald.
Ik keek naar je want ik kon het nauwelijks geloven. Je zachte grijze haar. Je linkerwang. Je tengere postuur. Alsof alles normaal was, zoals altijd. Je leunde een beetje voorover om beter te kunnen kijken voorbij de vitrages. Je wachtte om opgehaald te worden.
Waar ga je dan naartoe? We leken het niet te spreken, er waren geen mompelende monden en er was geen sprekende taal. Je wachtte op de kapper om weer mooi te worden. Het klonk als een fijn uitje. Ik wachtte met je mee.
En toen kwam er een auto de hoek om gedraaid. Hij viel meteen op. Hij was vuurrood. Een sportwagen, een rode Ferrari. Als de snelheid van het licht, dacht ik. Het was indrukwekkend. Niet opgehaald worden door een gewone taxi, of door een relatief gewone auto. Je ging met de snelste en mooiste auto die ik bedenken kon naar de kapper om weer mooi te worden. Ik was blij dat ik je even gezien en zonder woorden gesproken had.
Ontdek meer van Karin Ramaker.
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.