Stukje bij beetje verschuift mijn moeder naar een andere plek. Toen ik vrijdag het ouderlijke huis binnenkwam zag ik haar blauwe jas niet meer. De plek was leeg. Mijn jas kon daar opeens hangen. Het was alweer even geleden dat ik in het huis rondliep. Het huis raakt steeds meer los van waar mijn moeder ooit was. De spullen raken los. Het uitzicht. En mijn moeder is zelf ook steeds minder Daar, zo voelt het. Ze onttrekt zich steeds meer van de ruimte waar ze al die jaren heeft gewoond.
Als ik in de keuken sta hoor ik buiten in de struiken tal van mussen fluiten. Zodra ik de keukendeur opendoe is het stil. Pas veel later bedenk ik me dat ik er misschien eens een audio opname van zou moeten maken. Het past heel erg bij het huis en de tuin. Als ik vuilnis in de container stop die in de schuur staat zie ik de twee fietsen staan die niet meer worden gebruikt. Mijn moeder zat nog op een rokzadel, zo’n ronde.
We wachten op het bed dat wordt gebracht. Er rijdt een man een stellage naar binnen. Hij zet het bed in elkaar en haalt een blauw matras uit een dik plastic. Weer een bed in de woonkamer. Ik dek* weer een bed op voor een zieke ouder.
*Mijn moeder zei altijd ‘bed opdekken.’ Wij namen het over, zonder erg. Het komt van het Antwerps. Het zal ergens via de Belgische genealogische lijnen bij ons terechtgekomen zijn.