Of het voor iedereen geldt weet ik niet. Mijn schoonmoeder regelde voor haar naderende dood wat wel en niet bewaard moest blijven maar mijn ouders leek het niets meer te schelen. Opeens sta ik in een huis waar ze meer dan dertig jaar in geleefd hebben met spullen die altijd belangrijk gevonden waren maar nu lijkt het opeens niet relevant meer. Het huis ontdoet zich van het spul dat onbelangrijk is geworden. Ik laat het even bezinken.
Voor mij zijn er toch spullen die wel belangrijk zijn. Het voelt niet goed om ze mee te laten gaan met een ontruimingsbedrijf. Of zelf weggegooid. Mijn moeders trouwjurk. Wat was ze er altijd trots op. Er bestaat nog een foto van mij toen ik een jaar of acht was in m’n moeders trouwjurk. Veel te groot. Sluier scheef. Haar satijnen schoenen kon ik niet meer vinden.
We ontspullen langzaam en we stoppen onze jeugd in dozen. We leggen apart wat bewaard mag blijven en we leggen de rest weer terug omdat het weg mag. En weg is echt weg. Straks gaan alle meubels weg. De eettafel weg. De bank, de stoel van oma, de kast van oma, het bed. Het huis is een object geworden. Het leefde ooit maar nu niet meer. Met het leegruimen van het huis onthecht het zich van hun mensen.
Toen mijn vader overleed voelde ik dat mijn moeder ook ging. Ik dacht aan Aladdin en de lamp. Als ik me niet vergis kwam daar weleens een plofje wolk uit. En die wolk vervloog dan weer. Zo voelde het toen mijn vader ging. Mijn moeder ging mee. Daarvoor leek het alsof ze was blijven hangen. Ze was een wolkje, een doorzichtige rookpluim. Mijn ouders wonen niet fysiek meer in het huis maar ook onlichamelijk niet. Misschien wordt het nu een beetje verwarrend, maar ik voel het heel sterk.
Het bestek van opa en oma is gedoopt in water en sop en daar zal mee gegeten worden. En door er elke dag mee te eten herinner ik mijn geschiedenis. Mijn moeders boeken zullen gelezen worden. In elk boek stond haar verjaardagsdatum. Soms stonden er twee data, misschien herlas ze het dan. Met haar blauwe nylon jas stond ik vertwijfeld in mijn handen op de dag dat ik haar kleding doorliep. Toch besloot ik haar jas mee te nemen. Omdat iets me ertoe riep. In mijn mooiste herinneringen had ze die jas aan en zwaaide ze. Dan ging ze naar huis. Dat is ook gebeurd, hè mam, je bent naar huis gegaan.