Sinds het opruimen en verdelen van de spullen van mijn ouders denk ik na over mijn eigen spullen. Wat als er ooit een familielid, stiefkind, iemand door ons huis zou moeten gaan om mijn spullen op te ruimen of te verdelen. ‘Daar moet je niet over nadenken.’ werd tegen mij gezegd. Waarom zou ik daar niet over na moeten denken? Het onderwerp is me in de schoot geworpen. Is het eng om erover na te denken?
Ik heb zoveel boeken met een eigen verhaal. Ik vond het lastig om de boeken van mijn moeder, op een paar na, mee te geven en weg te doen. Haar handen gleden ooit over de pagina’s. Ze las de zinnen, de hoofdstukken en vond er wat van. Vanmiddag zat ik op de bank en keek naar alle boeken die wij in ons bezit hebben. Het zijn er veel. Misschien te veel. (Ik weet niet of je ooit genoeg boeken kunt hebben? Ik vind het ook gek als mensen geen boeken in hun kast stouwen. Ik vind het raar als er überhaupt geen boekenkast in een kamer staat!)
Wat zou er weg mogen als ik er niet meer ben? Alles. Behalve mijn trouw-aan-mezelf-ring en mijn boeken. Denk ik. En dus zijn spullen maar spullen. Niet dat ik daar minimalistischer van zou worden, hoewel ik erg van opruimen houd. Het is aan de ander waar de waardebepaling begint en ophoudt. Ooit zal iemand door mijn kleding gaan, mijn boeken, mijn sieraden en foto’s en bepalen wat blijft en weggaat. Het is een gewaarwording waar ik stil van word.
Geef een reactie