Ik ga terug naar toen. Toen, daarvoor, voorheen. Een andere tijd, andere regels en andere wetten. Voor vrouwen waren de wetten en regels immens. Met andere woorden, er mocht niet veel. Of veel niet kun je beter zeggen. Ik spit en onderzoek mijn voormoeders. De lijn gaat ver terug richting Poppel, België. Ik ontdek rode draden en linkjes maar ook karaktereigenschappen. In het feiten relaas tref ik ook gevoeligheden. Ik probeer de voormoeders te leren kennen. Antonia, Maria, en Wilhelmina. Ze leefden in de periode 1717 tot 1839. En dan volgt mijn bet-betovergrootmoeder Johanna, betovergrootmoeder Wilhelmina en overgrootmoeder Henrica.
En zelfs na al die jaren, eeuwen zelfs, liggen onderwerpen gevoelig. Mijn overgrootmoeder bezat een huisje in Gilze, waarschijnlijk gekregen na de dood van haar moeder. Ze was naaister. Ze was ongehuwd. Ze dopte haar eigen boontjes. Ze werd vreemd aangekeken in het dorp. Dat weet ik omdat er een logboek bekend is. Daar staan aantekeningen in. Op het eerste oog zou je erin meegaan. Maar als je verder onderzoekt leer je de andere kant van het verhaal kennen.
Ik heb sterk het gevoel dat ik wil rechtzetten en recht doen. In die tijd was een vrouw als snel lastig en eigengereid als ze de man niet volgde. Ik ben begonnen met research naar alles wat voorheen gebeurde en vooral om een totaalbeeld te creëren hoe het was om in die periode te leven. Vader, broers, de pastoor, zij hadden het voor het zeggen. Wat als er een vrouw was die zich daar niets van aantrok? Die haar hart volgde?
Wordt vervolgd.
Geef een reactie