Tijdens het boenen, stofzuigen en vegen vond ik veel paperclips, knopen in allerlei kleuren en maten, puzzelstukjes, muntjes uit binnen- en buitenland en een sleutel in de voortuin. De items lagen op de grond op het tapijt, op de trap, op de overloop, in de kleine kamer en op zolder. Puzzelstukjes. We raapten ze bij elkaar. Knopen. Rode, paarse en blauwe. Paperclips haakten zich vast in het tapijt. De muntjes lagen tegen de plint, iets onder het zeil. De sleutel van mama’s linnenkast vond ik in de voortuin, naast een struikje. Ik raapte de sleutel op en nam het mee.
De puzzelstukjes vond ik los van elkaar. Ze hoorden ergens bij een geheel maar ze waren nu losgetrokken. De paperclips hielden formulieren bij elkaar die belangrijk waren. Nu ze los waren geraakt was het niet relevant meer. Ook de knopen om kleding mee vast te maken zodat men het niet koud had of omdat een kledingstuk beter zat lagen los op de grond. In de woonkamer, in de hoek van de trap, op de overloop. Ze maakten een spoor in het huis maar het huis was leeg.
De muntjes, ten slotte, lagen daar waardeloos te zijn. We konden er niet mee betalen, ze telden niet meer. Ooit werden er met bedragen spullen gekocht. De spullen waren nu uit huis gedragen. We sopten de keukenkastjes en stofzuigden het oude, versleten tapijt. Daar was vast een muntje de slang in gegaan.
En dan de sleutel in de voortuin. Mama’s voortuin. Ze werkte er zo graag toen ze er nog niet moe van werd. Ze haalde de dorre bladeren weg, snoeide de heg en harkte de grond aan. De enorme boom werd jaren geleden weggezaagd. Er kwam weer licht de woonkamer in. De sleutel was per ongeluk achtergelaten bij het ruimen van het huis. De linnenkast was uit elkaar gehaald, de kast die er al stond in het huis waar ik opgroeide, meeverhuisde naar het volgende huis om uiteindelijk tweeendertig jaar te staan in de laatste slaapkamer. De sleutel heeft een rechthoekige vorm en is bronsgoud gekleurd. Ik kon die sleutel daar toch niet laten liggen!