Er zouden drie dozen klaarstaan als ik ‘helemoal uit Den Haag’ kwam. Via een steile trap in het oude raadhuis klom ik naar boven. Een paar oudere heren liepen sjokkend en zoekend heen en weer. ‘Wat moest ik nou gaan halen?’ Eerst mocht ik plaatsnemen aan een groot oud bureau in een kamertje waar een aantal portretten hingen van, ik meen, oud burgemeesters. Toen ik net mijn spullen uitgestald had kwam de man weer terug. ‘Pak je spullen maar, je verhuist naar een andere kamer.’ En weg was ie. Ik zag twee heren mijn bureau overnemen. Ik liep door het gangetje naar een groot kantoor met oude Dell computers. ‘Ga hier maar zitten.’ Ik installeerde me en bekeek de ene doos. ‘Is dit de enige? Er was mij verteld dat er drie zouden zijn?’ De oudere vrouw keek op van haar leesbril. ‘Ik heb geen idee.’ Dan keek ze haar collega aan. ‘Ik ben nou al de hele tijd iets aan het zoeken maar ik krijg het niet gevonden.’ De oudere man wuifde naar haar. ‘Wacht maar. We gaan je helpen zo.’
Ik zag al vrij snel dat ik aan die ene doos niets had. De mappen, foto’s en verslagen waren vanaf 1950. Ik zocht lijsten en documenten uit 1915 ongeveer. Dat had ik ook verteld toen ik de beste man aan de telefoon had. ‘Ik zal mijn collega eens vragen. Gij zijt toch van die’unne Jacobs?’ Ik knikte maar ik had nu geen vragen over mijn familie. Er kwam een oudere man een soort keldertje uit en stootte zijn hoofd. Het kleine kamertje lag lager dan onze verdieping, je moest met een trapje naar beneden om in oude archieven dozen te pakken. Ze hadden de bovenkant al beplakt met schuimpapier, zag ik, tegen het stoten van het hoofd tegen de houten balk. ‘Voorzichtig!’ riep de oudere man. ‘Eh, je moet je spullen pakken, je gaat even aan de andere kant zitten.’ commandeerde de oudere man. ‘Dit is toch wel de laatste keer dat ik verhuis hoop ik?’ Zei ik toch lichtelijk geïrriteerd. Ik pakte wederom mijn spullen en ging naast de man zitten die zijn hoofd net gestoten had. ‘We laten je niet helemaal uit Den Haag komen voor niks!’ riep de oudere man voordat hij de gang weer op liep. ‘Wat moest ik ook alweer doen?’ vroeg hij in zichzelf.
De andere oudere man, met rode plek op zijn kale voorhoofd, moest de oude Dell computer even laten warm lopen. Toen het warm gelopen was tikte hij de namen in van de familie waar ik naar op zoek was. Toch wel resultaat, maar geen link met mijn voormoeder. Er waren ook geen personeelslijsten en andere lijsten die ik kon inkijken dus ik was bang dat ik er na drie kwartier al klaar was. De man die mij hielp liep het keldertje weer in op zoek naar de boeken met woonwijken van vroeger, stootte bij het trapje omhoog weer zijn hoofd. Het enige waar ik achter kwam, doordat de beste man mij enige uitleg verschafte over Gilze en Rijen, met name de wijken vroeger en de verdeling ervan, dat de straat waar ik vorige week liep de verkeerde straat was. Ik moest niet in Gilze zijn maar in Rijen. De Kerkstraat in Gilze was niet de straat die ik zoeken moest. Er was in Rijen ook ooit een Kerkstraat, dat later de Hoofdstraat werd. Verwarring alom. Had niemand mij eerder verteld en ik had het niet opgemerkt. Ik bedankte de oudere mannen en vrouw en tufte met de bus naar het stadsarchief Breda.
Ze waren aan het verbouwen bij het archief. Ik wachtte bij een grote houten deur met groeven op degene die mij zou helpen. Het was fris en rustig binnen. Stil ook. Ze had alvast wat mappen klaargelegd. ‘Het is zoeken naar een speld in een hooiberg.’ zei ze. Ik wist het. Waar ik naar op zoek was zou misschien nooit gevonden worden. Er lag onder andere een notulenboekje klaar. Een zwart leren kaft, oud en met de hand geschreven. Toen ik het openmaakte gaf het me toch een bijzonder gevoel. Er werden situaties beschreven van meisjes die daar aanklopten, of door hun familie of op advies van een huisarts waren doorverwezen. Er overleden kindjes. Sommige kinderen mochten niet naar hun grootouders. Als ‘het meisje’ alleen was werd aangestuurd op trouwen met de vader van het kind. Er waren omstandigheden die lastig en moeilijk waren. Het was vrij intiem en voyeuristisch om te lezen. ‘Geen denken aan.’ had mijn overgrootmoeder gezegd, toen er werd gezinspeeld op trouwen. Het stond zwart op wit. Op papier. In een oud zwart boekje.
Ontdek meer van Karin Ramaker.
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.