Ze ploften naast ons neer aan een typisch rond tafeltje die er wel meer waren in restaurants en bistro’s in Parijs. Ze hadden net de expositie gezien, net als wij, en dronken een glas cola. Hij zat onderuit gezakt en zij leunde over het tafeltje heen, op zoek naar contact.
‘Waar zullen we dadelijk heen gaan? We kunnen zo even naar die kant lopen.’ Ze liet iets op haar mobiel zien. Hij keek niet. ‘We kunnen ook nog even naar die andere kant, je weet wel, waar we het vanochtend over hadden?’ Ze bleef suggesties geven maar hij zuchtte en leunde opeens voorover en tikte hard met zijn vingertoppen op de tafel.
‘Hé, luister eens! We lopen nu al de hele dag. Ik wil even zitten, ja? Misschien gewoon terug naar het hotel. Bijkomen!’
Ze stopte met praten en keek hem onthutst aan.
‘Maar we zijn hier maar twee dagen. Ik ga niet de hele tijd op de hotelkamer zitten!’
‘We lopen ^%$&@! al de hele dag! Het is nu vijf uur! We lopen aan een stuk hier!’
Ze stond op en liep van hem vandaan. Hij leunde weer achterover en keek op zijn mobiel.
Wij dronken van onze koffie en thee, aten van onze chocolade cake en haalden onze wenkbrauwen op. Gelukkig bleven wij langer dan twee dagen in Parijs.