Een familieverhaal.

Als je met genealogisch onderzoek begint zul je eerst nagaan wat de feiten zijn. Geboortedata, woonplaatsen, uittreksels van burgerlijke stand, verhuizingen, huwelijken, sterfdata. Ik vind het leuk om deze akten, registers en uittreksels te zoeken. Via de namen die je vindt heb je weer een lijntje naar een volgend familielid en zo kun je door tot hoe ver de familie reikt. Maar dan heb je nog geen inhoudelijke context, geen anekdotes, geen karaktereigenschappen. Tenzij je oude notulen tegenkomt, oude brieven leest bij verre familieleden, gesprekken voert en ondertussen de geschiedenis probeert te achterhalen. Toen ik leerde over mijn oudoom Kees wist ik niet zoveel over zijn familie. Toen ik een briefwisseling las die mijn achternicht bewaard had kreeg ik meer inzage. Toen ik later de geschiedenis van mijn overgrootmoeder onderzocht kon ik deze twee families aan elkaar koppelen. Mijn overgrootmoeder kwam ten slotte uit hetzelfde nest als de vader van Kees. Ze waren broer en zus. En doordat ik deze twee linkjes kon koppelen werd ik me bewust van hun verleden en hun handelen. Als ik er een verhaal over zou schrijven zou ik deze context kunnen gebruiken. Een familieverhaal met autobiografische elementen. De rest zou ik zorgvuldig moeten interpreteren. Ik zou namelijk wel mijn voorgeslacht beschrijven en ik zou hun stem gebruiken.

Kees Jacobs

Kees Jacobs. Toen ik voor het eerst zijn foto zag, keek ik naar een jonge vent met vriendelijke uitstraling. Zo jong nog. Ondergedoken omdat hij het vertikte te werken voor de Duitsers en van boerderij naar boerderij ging totdat hij onderdook bij een kampeergelegenheid in Baarschot, waar stiekem menig verzetsstrijder en werkweigeraar verstopt zat. Voor veel Nederlandse jongeren was onderduiken de eerste stap in de richting van actieve deelname aan het verzet. Waarschijnlijk was ook Kees zo in het actieve verzet beland; van hem is in elk geval bekend dat hij zich had aangesloten bij de Ordedienst (OD).

Omstreeks mei 1944 ging er in de late namiddag een onderduiker Kees Jacobs uit Dongen, over de Baarschotse weg in de richting van het kamp. Juist voorbij de bierbrouwerij werd hij aangehouden door twee Zollbeambten die graag zijn papieren wilden zien. Kees bleek echter geen papieren bij zich te hebben. Hoe hij zijn portefeuille ook binnenste buiten keerde, geen persoonsbewijs kwam tevoorschijn. Maar dat was geen bezwaar voor niks of voor niemand, zei Kees, Hij was een boerenzoon en woonde maar ‘n klein eindje verder. De heren konden gerust meegaan. De heren gingen mee. Na zo’n 500 meter vroegen ze of ‘t nog ver was. Ja, ‘t was eerst nog ‘n eind rechtuit, dan linksaf, daarna ‘n brug over, dan nog ‘n keer rechtsaf en dan was ‘t niet ver meer. “Maar kom gerust mee, mijn moeder zal de pap wel klaar hebben, en dan kunnen jullie mee eten”. (uit het boek In bange en blije dagen, Diessen in oorlogstijd, Werkgroep Oorlogsgedenkboek Diessen.)

En daar zit een belangrijke passage. De moeder van Kees leefde niet meer. In 1939 overleed zij, Kees was nog maar zeventien jaar. Zijn vader hertrouwde en vertrok naar Tilburg, de broers en zussen van Kees vertellen in de correspondentie dat zij geen adres hebben van hun vader. En wat moeten ze met het hele gebeuren? Zijn vader wil op de een of andere manier zijn jongste zoon niet helpen. De broers en zussen lijken verontrust en bezorgd en willen niet dat Kees wordt opgepakt en naar een concentratiekamp wordt gestuurd. Ze doen wat ze kunnen, ondanks hun eigen gezinsleven en werkzaamheden.

Kees was jong en onbevreesd, denk ik, anders kon je niet zo bluffen. Hij blufte tegen de Zollbeambten. Maar wat hij niet kon bevroeden en wat hij nooit wilde, gebeurde. Die volgende nacht omsingelden de Duitsers het kamp. Het eerste het beste huisje werd binnenstebuiten gekeerd. Daar troffen de Duitsers Kees Jacobs, Adri Wolters uit Rotterdam, een geallieerde werker en een buitenlandse piloot aan. De werker lieten ze gaan, hij was te oud. De piloot hield zijn mond en aan die twee werkweigeraars hadden ze genoeg. De gang van zaken was eerst naar het politiebureau in ‘s Hertogenbosch toen Kamp Amersfoort en uiteindelijk met de trein onder erbarmelijke omstandigheden naar Neuengamme, vlakbij Hamburg. Als dwangarbeider werd hij vijftien dagen later met 1500 medegevangenen in een veewagon doorgestuurd naar het buitenkamp Husum-Schwesing in Sleeswijk-Holstein. Daar werd Kees ingezet bij de aanleg van de Friesenwall, een verdedigingslinie tegen een eventuele geallieerde invasie in Duitsland vanuit de Noordzee.

Net voordat Dongen, zijn geboorteplaats, werd bevrijd en in november 1944 het kamp zou worden gesloten stierf Kees Jacobs op 25 oktober 1944. In de officiële Duitse papieren zou hij zijn bezweken aan een longaandoening. Dat is te betwijfelen.

Hij rust op het ereveld in Loenen.

Zijn vader en mijn overgrootmoeder verloren op jonge leeftijd hun moeder. Mijn overgrootmoeder was acht jaar. (Mijn oma verloor haar moeder, ook op achtjarige leeftijd.) Wat veroorzaakte hun handelen en beslissingen in hun verdere leven? Wordt vervolgd…


Ontvang mijn blogposts per mail


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Door de site te te blijven gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten