In de zacht wiegende treincoupé stonden heel veel mensen. Bij elkaar, tegen elkaar aan. De weekendtrein was vol. Ik liet me naar het zuiden des lands vervoeren, naar mijn verre familie en waar verhalen in de grond waren gestopt. Terug naar toen, naar het verleden en ook weer naar toekomst. Ik had mijn achternicht sinds de corona periode niet meer gezien. Wel gemaild. Beiden opgeslokt door andere toestanden zoals rouw en ziekte. Ze stond op het perron op mij te wachten. We reden in haar auto door de Hoofdstraat in Gilze en Rijen, een lange weg, naar huis. De Hoofdstraat was vroeger de Kerkstraat waarover ik schreef. De kern rondom de kerk waar huisjes werden gebouwd, brouwerijen en later industrie waar vooral leerlooiers actief waren. Waar de vrouwen in de fabriek konden werken maar met argwaan werden bekeken door de pastoor en de mannen in het algemeen want de vrouw moest deze kostbare uren vooral besteden aan man en kind en huishouden.
Ik kreeg originele documenten overhandigd. Of ik ze wilde bewaren, dan bleef het in de familie. Ja, dat wilde ik wel. Ik zou ook niet willen dat het zou kwijtraken. De originele briefwisseling tussen de broers en zussen van oudoom Kees in de oorlogstijd. ‘We willen niet dat hij naar het concentratiekamp gaat.’ Het bewijs van overlijden in Kamp Neuengamme. De repatriëring naar Nederland, naar Dongen en toen naar het ereveld in Loenen. We liepen in de middag over de chaotische begraafplaats in Dongen. Graven waren oud en verweerd, lagen dwars; horizontaal en dan weer verticaal. In vak C zou Kroetje moeten liggen. Een excentrieke vrouw die iedereen van de oude stempel in Dongen kende. Maar we vonden haar niet. We groetten wel de moeder van oudoom Kees. Zij lag er nog, met een groot kruis op haar graf met een beeltenis van Jezus erop.
We aten worstenbroodjes en dronken koffie en wisselden anekdotes. Over mijn ouders natuurlijk, ook zij had de rouwkaart destijds ontvangen. Ik liet een foto zien van mijn opa toen hij nog klein was. ‘Oom Marcel.’ zei ze vertederd. ‘Het was zo’n rustige, aardige man.’ Ik vertelde over het bezoek aan het stadsarchief in Breda en wat ik er aantrof over mijn overgrootmoeder. Dat ik alles wat ik kon verzamelen aan feiten en materiaal wilde noteren, beschrijven in een familieverhaal. Maar dat het heel veel werk was en tijd kostte. ‘Ik hoop dat ik het dan nog kan lezen.’ zei ze.
Door de verhalen te blijven vertellen leeft de geschiedenis. Is niets verloren. In ieder geval niet wat moet blijven. Je bent pas vergeten als men niet meer over je praat.
2 reacties op “Terug naar toen.”
Met papieren, maar vooral met verhalen, blijft de geschiedenis, blijft de herinnering.
Jij, jullie hadden dus een goede familie bijeenkomst.
Stille groet,
Hoe bijzonder en vertrouwd zijn jou bezoekjes aan mij en we raken niet uitgepraat over onze bijzondere, eigenwijze en strijdlustige familieleden. En het samen dwalen over het sterk verwaarloosde kerkhof op zoek naar ons verre familielid KROETA was ook heel bijzonder en soms hilarisch. Helaas hebben we haar graf niet gevonden.