Eigenlijk duwde de tandarts de afgebroken kies eruit. Nadat de verdoving gezet was (eentje in de ontsteking, minder prettig) begon hij te wrikken. Misschien is het een goed idee om patiënten een hoofdtelefoon op te laten doen. Dat je geen enkele pijn hebt tijdens dat wrikken is fijn natuurlijk, maar de geluiden die je vervolgens hoort zijn niet geschikt voor bange patiënten. Toen ging hij opeens staan, zette zijn grote hand op mijn mond en begon hard te wrikken en te duwen. Als een stratenmaker die een steen die vastzit uit de grond moet halen. Krak, hoorde ik. Een wortel was los. Toen de andere wortel. ‘Ik krijg ‘m er niet uit.’ hoorde ik. ‘Ja, hebbes!’ alsof hij een wedstrijd speelde. Fanatiek was de beste man, dat kon ik wel meedelen. Ondertussen knipoogde de assistente. (We moeten de assistenten eens vertellen, collectief, hoe waardevol ze zijn. Ze zijn een baken bij een op drift zijnd schip in een woeste zee.) De laatste wortel wrikte hij er ook uit. Een gat was wat overbleef. Met een gaasje waar ik op moest bijten zat ik rechtop in de stoel. Op het computerscherm zag ik mijn 3D gezicht, een skelethoofd met holtes en tanden. Drie dagen later voel ik rauw vlees. De hechtingen mogen er volgende week uit.