‘Wat vind je ervan?’ Gastkind begon te lachen. Hij keek me schalks aan en draaide zijn hoofd weg. Hij kon het niet zeggen, had de woorden niet om zijn gevoel te beschrijven. Ik was erover begonnen dat ik weg ging. We moesten het erover hebben, niemand sprak erover. Ik liet het maar even. Een paar uur later, toen we samen op de bank zaten in de kantine van het zwembad, vroeg hij:
‘We kunnen nog wel skypen, toch?’
‘Ja, natuurlijk.’
…
‘Ga je verhuizen?’
‘Nee, ik ga niet verhuizen.’
‘Ga je niet naar een ander huis?’
‘Ik blijf wonen in mijn eigen huis.’
Pas veel later begreep ik wat hij bedoelde. Ik ging weg, de ouders wilden het zelf aan de kinderen meedelen. Misschien hadden ze de kinderen verteld dat ik naar een ander huis ging om met andere kinderen te werken.
‘Als ik wil kan ik jou nog appen om te vertellen wanneer ik zelf met de bus naar school ga.’
Ik verschoof op mijn plek van ongemak. Het bleef een van de moeilijkste dingen van mijn werk; weggaan en afscheid nemen. En de vraag of ze het wel zouden begrijpen.
Ontdek meer van Karin Ramaker.
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.