De herinnering bracht me terug naar de periode dat ik heel fanatiek aan het schrijven was aan een verhaal waar ik in geloofde en waar een acquirerend redacteur ook wat in zag want ze mailde me om koffie te gaan drinken in Utrecht en dat vond ik geweldig. Het was een verfrissend gesprek. Ik vond het fijn om over de personages te praten en over het verhaal. In mijn omgeving lukt dat niet, ze begrijpen vaak niet wat je aan het doen bent. Ja, schrijven, maar hoe complex het in elkaar zit, dat je soms uren aan het denken bent en dan pas schrijft, herschrijft, iets dat je niet vindt kloppen in het verhaal weggooit, perspectieven herziet, woorden aanpast is lastig uit te leggen en men wil het soms niet eens horen want het is te ingewikkeld. Ze wilde het manuscript voorleggen aan de redactie en zou bij me terugkomen.
Zulke momenten zijn zenuwslopend want de ingang van een gerenommeerde uitgever is zichtbaar en je wil niet hopen, toch hoop je op een positief antwoord, iets dat leidt tot een volgende stap. Die stap kwam er, maar niet bij de uitgever waar ze werkte tot mijn spijt. Via een belletje naar een andere uitgever kon ik op gesprek. Je moet het hebben van belletjes. Een manuscript opsturen, ik geloof er niet zo in. ‘Het past niet in ons fonds’. Ze checken een synopsis, iets wat ik haat, want daar staat alles al in. Ik weet het, ik ben zeker niet de enige die vaker een manuscript heeft opgestuurd en maanden later een kort mailtje ontving. En ik weet ook, donders goed, dat er veel bagger tussen zit, en ja, ook mijn verhalen waren soms bagger.
Maar deze keer geloofde ik erin. Ik geloofde bijna, toen ik tegenover een uitgever zat in Amsterdam, dat het inderdaad beter was dat ene personage iets anders te laten doen zodat het verhaal compleet anders werd. Hij tikte met een lepeltje op de tafel, keek op zijn horloge. Murat Isik werd genoemd als vergelijkingsmateriaal voor mijn verhaal. Daar zou het naartoe moeten. Bijna knikte ik instemmend. Bijna. Maar er bekroop me een vreemd gevoel.
Liever geloven in mijn eigen sturing dan doen wat verkoopt. En ik was nieuw talent, moeilijk verkoopbaar. Ik zong er niet bij, presenteerde niets op televisie, had geen naam. Ja, met die non fictie boeken bij Scriptum, maar ja, dat was niet te vergelijken. ‘Herschrijf het nog maar een keer en mail het me.’ zei de uitgever. Hij stond op, ik had er misschien een half uurtje gezeten. Ik heb nooit meer iets gehoord.
Nu schrijf ik weer een verhaal. Een verhaal over mijn voormoeders want daar zit veel spanning en emotie. Ik zal altijd blijven schrijven. Stuur ik het op als het ooit af is? Ik weet het niet.