Vorige week liep ik de buurkinderen naar school. Dat was een eenmalige actie, ze gaan normaal gesproken met hun ouders maar deze keer hadden zij afspraken. We liepen langs de weg en kletsten over van alles en nog wat tot het zusje ineens zei: ‘Hij heeft gekke schoenen hè?’ Ze wees naar haar oudere broer waarvan een schoen behoorlijk opgehoogd was.
Hij droeg best stoere schoenen, sneakermodel. Vroeger vielen die aangepaste schoenen meteen op. Niet omdat ze aangepast waren per se, maar omdat ze lelijke modellen hadden.
‘Ik vind het geen gekke schoenen eigenlijk.’ Redeneerde ik. ‘Ik ken er meer die opgehoogde schoenen dragen. Deze vind ik best stoer.’ Het broertje, dat voor ons liep, draaide zich om terwijl ik mijn schouders ophaalde en glunderde. Het zusje keek me perplex aan.