Het is een dikke pil, dat boek Carnaval, een levensverhaal. Ik luisterde de podcast van Nooit Meer Slapen met de schrijver van het boek en moest toch soms even op mijn lip bijten. ‘Loopt het nou nooit eens uit de hand?’ Vroeg de presentatrice aan Jan van Mersbergen. De geijkte vragen kwamen langs.
Ik ben opgegroeid met Carnaval. Als kind ging ik naar de soos, was er Kuikentjesbal en stond ik boven op de biljarttafel in de kroegen te dansen. Mijn ouders vierden elk jaar Carnaval. Het zit in mijn Brabantse bloed. Ik kan het niet aan anderen uitleggen. Het is ondoorgrondelijk, ongrijpbaar maar voor mij en andere Carnavalvierders helemaal vanzelfsprekend. Toen ik ouder werd was er zelfs niet eens sprake van alcohol. En in al die jaren dat ik uitging kan ik me niet heugen dat er ‘iets uit de hand liep.’
Mijn bijdrage aan het boek staat hieronder. Toen ik op mezelf woonde en mijn tweede vaste baan had leerde ik een collega kennen die me op een carnavalsdag meenam naar Den Bosch. Misschien was dit hét moment, hét gevoel dat Carnaval omschreef. Niemand kennen en iedereen kennen.
De kroeg van M’n Tante was stampvol. We gingen van kroeg naar kroeg en waren hier uitgekomen. Er werd geflirt zelfs als je het amper doorhad en er werd geflirt wanneer je het heel erg door had. Er werd gehost op oude nummers en de DJ draaide drie keer dezelfde plaat maar wat kon het ons allen schelen. Ik was met de vriendengroep mee van een collega en haar vriend. Ik werd opgehaald in een krap vaalrood autootje dat ons via Zaltbommel naar Den Bosch bracht. Ik zat tussen twee vrienden die veel groter en breder waren dan ik. Het was koud die dag in februari. We droegen geen jassen want jassen waren onhandig en als je een jas ergens neerlegde in een kroeg was je hem later toch kwijt of hij was gescheurd, besmeurd of er was overheen gekotst. We klappertanden onze weg door het centrum. De optocht was net voorbij. Er liep een boerenkiel, een gorilla en een eend zingend langs ons heen. Boven de groep stak de lange nek uit van een giraffe. Zij hadden het vast warmer dan ik. ‘Waar gaan we heen?’ had ik aan de onbekende vriend gevraagd van mijn collega. ‘Naar M’n Tante!’ riep hij in mijn oor. ‘Oh.’ Ik was teleurgesteld en ervan overtuigd dat het saai zou worden bij z'n tante. In de donkere kroeg dropen de condensdruppels langs de ruiten naar beneden. Er werd op de meest idiote liedjes hangend in elkaars armen gedanst want iedereen was elkaars vriend en met een slok op was je een trouwpartner voor het leven. ‘Ik hou van je!’ riep de lallende vriend naast me en kuste me vol op de mond terwijl hij me morgen vast vergeten was. Er werd op de bar gedanst en liters goud werd over kostuums gegoten die een dag later stinkend in de badkamer op een hoopje kwamen te liggen. Alles wat je normaliter smerig vond en niet in je huis wilde nam je nu voor lief want wat kon het ons schelen. Ik was een slecht nagemaakt G.I Jane met kapotte netkousen, een groene blouse en rokje en een tag om mijn nek waar mijn voornaam op stond waarop diverse dronken mannen mijn telefoonnummer vroegen die ik niet gaf terwijl zij papiertjes zochten in hun jasje of broek en hun nummer aan me gaven terwijl ik die gasten nooit zou bellen. Er was een waas voor m’n ogen gekomen, dat kwam vast door mijn bril, niet door de drank want gek genoeg dronk ik niet, terwijl ik me mee liet gaan in de roes van de avond. Carnaval was een roes. Ik wilde tevreden mijn ogen sluiten terwijl iedereen om me heen danste en ik wilde keihard meezingen zodat ik de volgende ochtend zo schor als een kip goedemiddag zou zeggen tegen de logerende gasten die op of naast een half opgepompte luchtbed sliepen. Na drie uur ’s nachts wilde ik dolgraag mijn legerkisten uit doen, ze zaten krap. Maar we gingen nog niet naar huis. We hosten langs de bar, bietsten een glas bier van het rek van een ander en struinden door de kroeg. Het maakte allemaal niet uit. Jouw geld was van iedereen en het geld van iedereen was van jou. De vrienden van jou waren de vrienden van anderen en andersom. Ik kende de vriendengroep van mijn collega nog steeds niet echt maar we kenden elkaar.
Het boek Carnaval, een levensverhaal kun je vanaf nu kopen in de boekwinkel!
2 reacties op “Carnaval, een levensverhaal.”
In Brabant getogen heb ik zelfs nog even in Den Bosch gewoond.
Carnaval ging toen en nu nog volledig aan mij voorbij.
Toch heb ik genoten van jouw verhaal!
Vriendelijke groet,
@Rob: ik heb telkens een beetje heimwee… :-)