De boekenkast van mijn moeder stond vol met dikke pillen. Oorlogsromans, geschiedenisromans van klassieke schrijvers zoals Tolstoi, Steinbeck en Bronté. Ik kon onmogelijk alle boeken meenemen, hoewel ik geen enkele moeite zou hebben gehad alles over te nemen als ik een lege kast had thuis. Alles was van waarde, was relevant en deed ertoe. Ik nam de laatste boeken mee die zij gelezen had en een stapel boeken waarvan ik wist dat zij ze herlas omdat ze zo mooi waren of omdat ze het verhaal belangrijk vond. Er kwam een vraag voorbij op Mastodon hoe je boeken rangschikt op wat blijft en weggaat. Sinds het overlijden van mijn ouders en het huis leeg moest heb ik geleerd hoe dat werkt.
Op mijn werkkast staat een stapel boeken die, als het ooit moet, naar dierbaren gaat omdat die boeken relevant zijn, van waarde en belangrijk zijn om te delen. De rest mag naar de Kringloop, uitgedeeld, naar een mini bieb. En nu ik in de boekenkast in de woonkamer kijk zie ik dat er nog een boek bij hoort. De stapel is niet groot, je kunt het onder je arm meenemen. Een klein maar waardevol stapeltje.

Virginia Woolf – Liberty
Ramsey Nasr – De Fundamenten
Alain de Botton – Ode aan het kijken
Epictetus – Of Human Freedom
Hannah Arendt – De vrijheid om vrij te zijn
Seneca – Innerlijke rust
Jean Pierre Rawie – Geleende tijd (gedichten)
Fokke Obbema – De zin van het leven
Marc Reugebrink – Het geluk van de kunst
Dat is het. Meer is het niet. Alle andere boeken zijn prachtig, sfeervol, spannend, nemen je mee in een andere wereld. Er ontstaan levende figuren met allen een eigen karakter. Er blijven maar een aantal klassiekers over, ook nu, in deze tijd. Al het andere is vergankelijk. Dus mijn antwoord op de vraag hoe je boeken rangschikt? Stel jezelf de vraag: Welke boeken moeten je dierbaren lezen, bewaren en doorgeven als jij het niet meer kunt. Dat is het waardevolle stapeltje. De rest kan weg.
Geef een reactie