Bijna elke ochtend voor zeven uur fiets ik in het donker over rustige straten. Met oude, verlichte lantaarns, het voorzichtige gefluit van vogels die net als ik wakker zijn in de kalmte van de ochtend die nog rust. Bij het kruispunt vlakbij mijn werk steek ik altijd over en merk het kraampje op dat veel licht schijnt op de vroege ochtend. De vrouw staat in de kraam met een dikke winterjas aan en loopt een beetje heen en weer. Op de luifel die uitgeklapt is staat ‘verse friet’ , ‘nieuwe haring’ en ‘belegde broodjes’. Niemand loopt voor zeven uur in de morgen naar de snackbar om een frietje met mayonaise te halen. Laat staan een haring. Toch wordt elke ochtend het kraampje geopend met dezelfde vrouw erin. Heel vroeg. In het donker. Alleen.