Er was maar een bepaald beeld in mijn droom. Er was een hellende weg waar mijn oma (van moederskant) op liep. De zon scheen en ze droeg een jurk en hield een handtas vast. Terwijl ik haar zag lopen in mijn droom, ze zag mij niet, vroeg ik me af waar ze liep en waar ze was. Waar ik was. En toen was het beeld voorbij. Het is wonderlijk hoe je in een droom weet dat je droomt. Dat je jezelf vragen stelt. Waar ben ik? Wat gebeurt er precies? Hoe ben ik hier terechtgekomen? Dit is een straat die ik niet herken.
Dan vind ik ook het woord lucide een prachtig woord. ‘Lucide is een Frans leenwoord, dat teruggaat op het Latijn. Lucidus betekent ‘duidelijk, helder’ en is afgeleid van lux ‘licht’. Een specifiekere betekenis van lucide is ‘helder van geest’. Iemand die verward is, kan bijvoorbeeld lucide ogenblikken hebben.’ (onzetaal.nl)
‘Een lucide droom is een droom waarin de dromer zich bewust is van het feit dat hij droomt. Het begrip ‘lucide droom’ wordt toegeschreven aan de Nederlandse psychiater en schrijver Frederik van Eeden die het in een artikel getiteld A Study of Dreams voor het eerst gebruikt zou hebben.[1] Met de term ‘lucide’ verwees hij naar de heldere staat waarin de dromer zich bevindt. Sommigen wijzen er op dat Marquis d’Hervey de Saint-Denys er in 1867 al een studie over heeft doen verschijnen.’ (Wikipedia.)
Heel even dacht ik tijdens de droom dat ik haar wilde toeroepen. Ik ken jou. Ik heb je al lang niet meer gezien maar nu zie ik je. Dat is ook toevallig! We staan hier in dezelfde straat. Het is een mooie dag. De zon schijnt en er is verder niemand hier. Ik weet niet waarom we hier zijn maar ik zie je nu. Het is inderdaad heel erg lang geleden. Maar leuk dat ik je zie. Kunnen we niet even praten? Heel even maar? Stop je even in je pas?
Ze zag me niet, wandelde rustig verder over straat. Het zachte deinen van haar jurk langs haar onderbenen. De tas was iets te groot. Het bengelde heen en weer. Haar grijze krulhaar deinde mee terwijl ze liep. Ze liep omhoog. De straat ging in een boog verder van me af. Ze zag en hoorde me niet. Ik wist ook niet of ik hardop sprak. Alsof ik te ver weg stond. Op een andere hoek.