Ik heb soms moeite met de verhalen over fysieke pijn, ziekte of het proces ervan. De ene schrijver kan zo malen, piekeren, dubben en wanhopig bedenken wat er allemaal aan de hand is terwijl de andere schrijver er met een lichtvoetigheid over vertelt. Zoals humor meestal een louterende werking heeft; het lucht tijdelijk op, zo kan afstand helpen om naar de pijn te kijken. Lichamelijke pijn is allesomvattend. Pijn slokt alles op. Alles. Middenin die pijn kun je niets. Je kunt nauwelijks bewegen, denken of zijn.
Ik lees momenteel Hemellichamen – Spiegelingen uit het leven van Sinead Gleeson. Ik las in De Groene een recensie een tijdje geleden en was meteen verkocht. Thuis ligt een ongeopend boek over chronische pijn. Ik kan het niet openen en lezen. Als ik lees over chronische pijn, hoe dat ontstaat, werkt in de hersenen, ledematen, psyche, wil ik er ver vandaan. Dit is niet van mij. Het is wel van mij, maar het hoeft niet zo dichtbij mij. Ik ben niet mijn pijn. Ga weg.
En toch ga je om met die pijn. Het is een wraakzuchtige kennis die af en toe aanwaait en meedeelt hoe achterlijk oud je lichaam is geworden en dat je krom loopt in plaats van recht. Dat je hinkt, voortsleept en zucht als je gaat zitten. Je zegt tegen die kennis dat ie moet oprotten. Je slikt een pijnstiller (of twee) om die kennis uit je huis te duwen. Die kennis vertrekt maar blijft staan in je voortuin. Wachtend totdat hij weer naar binnen kan glippen.
Bagatelliseren helpt ook maar even. Pijn zal toch altijd op de deur gaan kloppen. Vroeg of laat.
Iedereen gaat anders om met pijn. Hartenpijn, lichamelijke pijn, hoofdpijn. Als je heel lang pijn hebt gehad en het is er opeens niet meer, door tijd, verandering, operaties of een medicijn, vergeet je grotendeels hoe die pijn was. Je vergeet bijna. Je vergeet ook hoe erg alles was, voorheen. Je vergeet omdat je verder gaat.