‘Opa is al oud dus hij gaat dood.’
‘Papa is niet zo oud. Hij gaat niet zo snel dood.’
Een constatering van een 3,5 jarige. We wandelen naar huis. Ik laat het even op me inwerken. Dood is altijd een vreemd onderwerp om over te praten met kinderen. Zeker als ze nog zo jong zijn, moet je opletten wat je uitlegt. Ik laat het maar bij deze constatering. In principe is het ook zo. Ik moet denken aan de tijd dat ik werkte in de kinderopvang en een groepje kinderen ’s morgens aan tafel had. Ik schilde een appel. Een jongetje zei opeens: ‘Mijn opa is in de wolken.’ ‘Oh ja?’ vroeg ik. Hij knikte. ‘Mijn opa is in de wolken en zit op een tractor.’ Het jongetje kwam uit een boerengezin. Hij ‘klooide’ ook weleens ‘achter in de schuur’. ‘Wat grappig dat je opa in de wolken op een tractor zit.’ Hij knikte weer. ‘Ja, en hij zwaait.’ Ik vertelde de anekdote ’s avonds aan zijn vader die begrijpend knikte. Ze hadden afgelopen zaterdag de uitvaart gehad van zijn vader. Opa was dus dood en ‘in de wolken’.
‘Dood is als je niet meer ademhaalt, hè?’ Ik knik en zeg dan: ‘Daarom halen we nu even diep adem.’ Ik adem in via mijn neus en laat de lucht weer gaan.
Ontdek meer van Karin Ramaker.
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.