Met de feestelijke kerststemming en de levendige verhalen in gedachten, had ik onlangs een boeiend gesprek met een vierjarige die zijn klas had versierd op school en thuis even moest ontspannen. ‘Kindje Jezus,’ verkondigde hij met nadruk, ‘is een sprookje van heel lang geleden.’ Hij illustreerde het door zijn arm ver uit te strekken, ergens voorbij de tafel en stoelen, zelfs voorbij de grenzen van de kamer. Ver weg.
Als Jezus op de hoogte was geweest van alle ellende die de mensheid zichzelf heeft aangedaan, zou hij wellicht een stevig gesprek met God hebben gevoerd en Hem hebben aangespoord een stevige wind over de aarde te laten waaien. Het regende deze afgelopen weken voornamelijk veel.
Zelfs de meest respectabele mensen vertonen soms ondeugende streken. Ze zijn als wolven in schaapskleding, de zogenaamde ja-knikkers die stiekem nee schudden, en zij die een mes in je rug steken als het hen ten goede komt. Waar macht als een verleidelijk parfum ruikt, staan de opportunisten in de rij. We hebben het allemaal afgelopen week kunnen waarnemen.
Zelfs het woord ‘ijskast’ is genormaliseerd. Wie ‘ijskast’ zegt in plaats van ‘koelkast’ laat zien dat zijn of haar familie al een ijskast had voordat de elektrische koelkast werd uitgevonden. De hotemetoten, zo je wilt. De man met het onooglijke haar zou zijn standpunten even in de ijskast zetten. Maar wat je in de ijskast plaatst, kun je op elk gewenst moment eruit halen wanneer het je uitkomt.
In een wereld waar zelfs het meest fatsoenlijke ogende individu streken kan hebben, waar machtsstructuren verleidelijk zijn en opportunisme de boventoon voert, blijven sommigen alert. Alsof we, net als bij het woord ‘ijskast’, onze overtuigingen tijdelijk kunnen opbergen om ze op een geschikt moment weer tevoorschijn te halen. Volgend jaar wellicht.