Stel je eens voor. Je bent een avond uit geweest. Je hebt ergens genoten van een gezellig diner en wat lekkere drankjes met vrienden. Nadat je je jas en tas hebt gepakt, ben je met de auto naar huis gereden. Eenmaal thuis aangekomen, zoek je naar je huissleutels. Je opent de voordeur, laat je ogen door de duisternis dwalen en beseft dat er iets in je wezen aan het vervagen is. Hoewel je eigenlijk geen tijd hebt om het licht aan te doen, lukt het je net om de voordeur te sluiten. De post op de deurmat vervaagt voor je ogen. Je knippert met je ogen, zakt tegen de muur op de grond en op dat moment lijkt het alsof je er niet meer bent. Het lampje gaat uit.
Dan denk ik altijd aan de woorden van Jules Deelder: ‘Het lampje gaat niet uit. Het lampje gaat aan.’